Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap
(1790)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij
[pagina 59]
| |
* * *
Thans vrij van 't lastig minnejuk,
Zie ik de zon van mijn geluk,
Aan de Ooster kim' met luister pralen;
Wijk nagt voor 't schoone morgenlicht,
'k Mag thans weêr vrolijk adem halen,
Daar 't al voor mijn genoegen zwicht.
* * *
Ik spot met Damon's minnesmart,
Dien wreedaart die mijn teder hart,
Dat hart! dat voor hem wilde sneven,
Verachte, en blonde Clorimeen,
Noemde al den wellust van zijn leven,
En liet mij zuchtend hier alleen.
* * *
Nu mind mij Damon trouw en teêr,
Zijn mond zegt veel, zijn oog nog meer,
Wat vreugd! nu mag ik zegenpralen;
'k Lach met zijn lijden en verdriet,
'k Zal hem die tranen doen betalen,
Die hij mij eenzaam storten liet.
* * *
Maar Goôn wie zie ik? Damon! Hoe!
Waar vlucht ik dus verbaast naar toe?
Ik heb mijn hart, der rust geheiligt,
Hij komt, ach! wat bekoorlijkheid.
Hoe blijf ik voor uw schichten veilig,
o Liefde! die hem hier geleid.
W.v.E.
|
|