Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap(1790)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] De getrouwe minnares. Wijs: Zingen wij tot Zoutman's glorie. Eeuwig zal ik u beminnen, Schoon Gij uit mijn armen vlied, Ban mij, wreedaard, uit uw zinnen, Stort uw Clelie in 't verdriet. U vergeet ik nooit, neen Minnaar! Eer verstrekt het teeder wicht, Aan den Leeuw tot overwinnaar, Eer mijn trouwe liefde zwicht. Doe vrij deze boezem zugten, Ja: doorgrief dit hart met pijn, Vrugtloos tragt gij mij te ontvlugten, Ik begeer u trouw te zijn. Schonk ik niet aan u, het beste, 't Eelste roosje van mijn jeugd; Toen Gij mij den Boezem kwetste, Door uw valsch verniste deugd. [pagina 4] [p. 4] Kan een Hart, dat, duizend werven Zwoer, maar, 't was slechts, in den schijn, Zonder mijn bezit te sterven, Dan in 't eind zóó trouwloos zijn? Vreeslijke ontrouw! vloei, o traanen! Buiten u bezit ik niets. Om mijn boezem lucht te banen, In het barnen des verdriets. Keer, keer tot uw Clelie weder, Zie haar' traanen, Minnaar, zie, Hoe zij om u lijd; hoe teeder Ik u nog dit harte biê. Koom, ai koom! 't is u vergeeven, Zoo gij slegts berouw betoond; 't Hart kan zonder u niet leeven; 't Hart, waar in gij eeuwig woond. G.M. Vorige Volgende