Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap(1790)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aria. Wijs: Avec les jeux dans le village. Wanneer uw oog mijn ziel verrukte, Bragt liefde mij zijn wellust aan: Ik voelde dat de min mij drukte, Maar ach! mijn hart was niet voldaan. Ik zag de liefde voor mijn oogen, Ik zag het kloppen van uw hart, o Goôn wat heeft de min vermogen! Verandert vreugd in wreede smart. bis. [pagina 51] [p. 51] Ik kon die smart niet langer dragen, Mijn hart was reets in uwe magt; Een moordpriem of verliefde dagen, Had mij de Liefde meê gebragt. Ik zag, ik peins, ik kon niet spreeken, Geen Blixem trof zoo zeer een mensch, Als liefde die mijn hart deed breken, Verlangend na mijn zielen wensch. bis. Door teerheid van u aangedreven, Verkreeg mijn wensch een nieuw geluk; De liefde kon mij wel doen sneven, Zoo teerheid liet ooit Min in druk: De oogen, liefde, blijde teken, Dat alles bragt mijn ziel in vlam, De Min-godin die wil zig wreken, Aan hem die haar heur hart ontnam. bis. Deez wraak o schoone! doet mij beven, Maar ach een woord verband die vrees, Uw mond schonk mij een ander leven, Terwijl uw hart mij trouw bewees. Mij schonk de Liefde aller lusten, Aanzag mij door de wil der Min, Wanneer dat daar mijn mond u kusten, En zugt mijn aardsche Mingodin. bis. [pagina 52] [p. 52] Voor u alleen zal Liefde waken, Voor u alleen leef ik op aard, Door u zal ik de wellust smaken, Die ons de Mingod heeft bewaard. Die Eeuwig zal mijn ziel verrukken, En Eeuwig blijft mijn hart verteêrd; Ja dat geen Godheid kan ontrukken, Aan haar die alleen liefde leert. bis. Vorige Volgende