Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap(1790)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] De wijn. Wijs: Wij dragen met gelijke zinnen. Hoe zouden wij den wijn niet minnen, Die Nectar drank der aardsche goôn! Hij was gewis beroofd van zinnen, Die 't lieve wijntje heeft verboôn. Ik hou het met de noble bazen, De blijde legers van de glazen. o Goddelijken wijn! Wie kan uw vijand zijn? Uw vijand zijn? Is men gebruid door tegenheden, Baard u de tegenspoed verdriet, Waarom die langer doch geleden? Kiest slegts den wijn, en anders niet, Die Doctoor zal u ras herstellen, En u 't verdriet niet langer kwellen. 't Verdriet is voor de droes, Drinkt men een frissche roes, Een frissche roes. [pagina 40] [p. 40] Het wijntje geeft den zwakken kragten, En maakt den blodaart tot een held; Het doet ons zelfs als vorsten achten; Ja zelfs, ons rijk zijn; zonder geld; Dan werkt verbeelding op de zinnen; Dan kan men Koningen verwinnen; Dan snapt de lompste maat, Gelijk een advocaat, Een advocaat. De blode Minnaar durft het Meisje, Naauw vragen om één enkle zoen; Maar drinkt den Jonker nog een reisje, Dan durft hij rasch wel meerder doen. Cupido door de wijn bevangen, Krijgt blosjes op zijn lieve wangen, Dan schiet die kleine guit, De beste pijltjes uit, De pijltjes uit. Al heeft de tijd ons oud doen worden, Den wijn maakt ons weer jong en rad; Het besje dat daar strak nog knorden, Word goed en vriendlijk, heeft het nat Des koelen wijns haar hoofd bevangen; Nu zou zij bijna nog verlangen, Hoe krom en oud en koud, Om weer te zijn getrouwd, Te zijn getrouwd. [pagina 41] [p. 41] Laat ons dan 't lieve wijntje drinken, Zoo lang wij leven op deez aard, Zoo lang men 't glaasje nog hoord klinken, En 't druivenbloed ons blijdschap baard, Zingen wij Vader Liber's glorie. En eindlijk brand men nog fictorie, Van 't leêggedronken vat, Weleer gevuld met nat, Gevuld met nat. Dan zal men op de grafzerk houwen, Waar onder wij begraven zijn; Staa wandelaar wil 't graf beschouwen, Van Hem, die, in den koelen wijn, Met helden moed zich heeft verdronken. En meerder glazen vol geschonken, Dan de allergrootste held, Ooit koppen heeft geveld, Ooit heeft geveld. G.M. Vorige Volgende