Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap(1790)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Marsch. Wijs: Un matin brusquement. cleon. Vaar wel mijn Filida! Ik moet mij gaan begeeven; Maar schoon ik van u gâ, De Liefde die volgt ons altijd nâ. Zult gij altoos voor mij leven? Zal ik steeds de uwe zijn? Vaar wel schoone ik moet heen, Niemand kan mijn min weerstreeven; Vaar wel schoone ik moet heen, 'k Leef en ik sterf voor u alleen, 'k Leef en ik sterf voor u alleen. filida. Gij gaat dan tot mijn straf Na 't Rijk der woeste baren? Nu zoekt gij zelfs uw graf, o Hemel! staat van dit opzet af. Maar helaas gij moet gaan varen, Was ik slegts uw reisgenoot; Vaar wel Cleon het kan niet zijn, Ik zal dit hart voor u bewaren: Vaar wel Cleon het kan niet zijn; Vaar wel, vaar wel! gij blijft de mijn, Vaar wel, vaar wel! gij blijft de mijn. [pagina 9] [p. 9] jeannette. Vaar wel dan mijn Jeannette, Vaar wel in eeuwigheid! 'k Zie u in 't eind verpletten, Een hart vol tederheid; Een hart beklemt vol zorgen, Waar in steeds lag verborgen Een tedere minnegloet, Vol streelend zoet. bis. 2. Van vrienden hulp verlaten, Alom vervolgt, o pijn! Zij die mij te onregt haten, Moet ik als balling zijn; Zal ik die glansrijke oogen, Nooit weer aanschouwen mogen? 't Lot rukt mij van u af, o Wreede straf. bis. 3. Nooit druk ik weer die lipjes Zoo teeder als voorheen; 'k Zal nimmer op die klipjes Weêr stranden, neen, o neen! o Nectar zoete kusjes! Bronäder van mijn lusjes; Aan wien herdenkt mijn hart, o Wreede smart. bis. [pagina 10] [p. 10] 4. Haar zoet aanminnige handje, Daar 't schoonst albast voor bukt, d'Aanstookster van mijn brandje Word van mij afgerukt. Ik zal u nooit weer vinden, Vaar wel dan mijn beminden, Om wien ik eeuwig kwijn, Helaas wat pijn. bis. Vorige Volgende