Het leven van Frederijck Barozio, uytnemende Schilder van Vrbijn.
Ghelijck men veel verscheydentheden en onderscheyden eyghenschappen bevindt in der Natuere,
oock wel in een eenich dingh, t'zy aerd-grondt, steen, borne, vliet, oft yet anders te wesen: Also
sietmen by de constighe oeffenaers onser Schilder-const verscheyden deelen, nae dat de Natuere hun vrecklijck oft mildelijc de handt toereyckende is: d'een is van
weynich ordinantie, rouw, hardt, en onlieflijck in zijn verwe: d'ander in ordineren, schilderen, en alle
dingen der Const, heel volcomen, so dat hun dingen van den Schilders, en den gemeenen volcke
gelijcklijck met een groot wel bevallen wort aengesien, ghepresen, en in weerden gehouden. Onder
de gene die dus heel gracelijck zijn, is bysonder en voorneemlijck weerdich gerekent te wesen
Frederijck Barotio: welcken ghelijck hy is gheboren t'Vrbijn, schijnt de selve locht, aerdt
en gheest ingetrocken te hebben, die zijn mede-borger den Vrbijnschen Raphael deelachtich
is geweest, oft dat al zijn gracelijckheyt op hem verstorven, oft hem aengeerft is. By dat ick vinden
can, soude hy in zijn jeught te Room zijn geweest ten tijde van Paus Paulus de derde, daer hy
in verscheyden dinghen op't nat kalck hem wel heeft ghedragen: doch heeft hem meest altijts
gehouden, als hy noch doet, in zijn Vader-stadt Vrbijn. Hy is altijt gheweest seer versierlijck,
verstandich, en lieflijck in zijn teyckeninghen en inventien, den affecten en ander deelen der Consten
wel uytbeeldende en treffende, vast in stellen, tronien en naeckten, van allen ouderdommen en kunde, een uytnemende lieflijcke welstandicheyt gevende. Hy
heeft veel goede Conterfeytselen nae t'leven gedaen, oock verscheyden Tafelen, Tafereelen en
Historien: oock seer veel bevallijcke Marie-beelden van Olyverwe heeft hy ghedaen, in alle meest
gebruyckende de tronie van zijn huysvrouwe, de selve oock met haer kindt op alle aerdighe soete
manier van sitten naer het leven bootsende, veel tijts te wege brengende eenighe seer natuerlijck
lachende tronien, t'zy van kinderen, Vrouwen, oft eersame bevallijcke oude Mans, nae dat het in zijn
ordinantie te pas is ghecomen, een dingen dat bysonder zijn werck heeft gheciert. Hy is altijts in zijn
schilderen seer vloeyende gheweest, zijn dinghen soo aerdich verdrijvende, dat hy de boorden der
Lakenen op den gront liggende oock niet onverdreven liet, tot een stuck weeghs in den grondt, niet
moghende lijden dat yet soo cantigh soude wesen afgesneden. Hier te lande is (mijns wetens) van
hem niet te sien, dan eenighe dinghen die in Print comen, soo van Cornelis Cort, als van den
Sadlaers, te weten, eenige seer aerdighe Mary-beelden, soo buyten in't veldt, als in Camer
sittende, met meer ander Historikens: Insonderheyt een seer aerdige wel gheordineerde
Graflegginge, daer Christus met een vriendelijcke doode tronie wort gedragen van
Nicodemus, Ioseph van Arimathea, en Ioannes, welcken eenen linnen doeck
ghevat hebbende, de beenen dragende, bewijst op een goede manier van dragen een ghewelt en
cracht, die in den jongen luy-