Het schilder-boeck
(1969)–Karel van Mander– Auteursrechtelijk beschermdT'leven van Steffaen, Florentijnsch Schilder.D'Aenlockende begeerlijckheyt des soeten gewins, en aensmeeckende eere, met natuerlijcke ghenegentheyt, en liefde tot Const, hebben door oeffeninge tot sulcken perfectie ghebracht Steffaen Florentijnsch Schilder, discipel van Giotto, dat hy niet alleen en voorliep alle die voor zijnen tijdt hun hadden beneerstight in de Const, maer overtrof zijnen Meester so veel, dat hy verdien- | |
[Folio 97v]
| |
stelijck werde gheacht den besten Schilder van al die oock doe ter tijt waren, ghelijck zijn wercken wel claerlijck betuyghen. Desen schilderde binnen Pisa een Mary-beeldt, in een Kercke, genaemt Campo santo, dat alree beter werck was van teyckeninghe en schilderen, als zijns Meesters: Oock binnen Florencen, in't Clooster van Santo Spirito, drie bogen op't natte calck. In den eersten, de verclaringe Christi op den bergh Tabor, met Moses en Helias: alwaer hy het schijnsel Christi liet dalen op de drie Apostelen, de welcke men met onghemeen en schoon actien in sulcker voeghen in hun lakenen siet ghewonden, dat men can mercken, dat hy met nieuwe ployen en vonkens hem pooghde de naeckten daer onder uytbeeldende oock te toonen: het welck voor henen, oock selfs van Giotto, niet waergenomen was. In een ander history maeckte hy, daer Christus een beseten geneest, een insien van een ghebouw, op de rechte prospective Const, doe ter tijt weynich noch bekent wesende: en dat voerde hy uyt met groot oordeel, en goede Inventie: De colomnen, cornicen, poorten, en vensters, alles wel op de mate, en met goede overeencomste, doch nae de moderne maniere: maer so verscheyden van ander Meesters werck, dat men wel merckte, dat hy de rechte beste maniere daer in hadde. Onder andere hadde hy te wege gebracht, en liet sien een vercortinge van eenen trap, van wonderlijcker Inventie, die namaels in gebouw voeghlijck te passe werdt gebracht. Noch een history maeckte hy, daer Christus d'Apostelen verlost van Schipbraeck, oft verdrencken: daer hy seer constigh uytbeelde het verschricken in de tronien der Apostelen, die van verscheyden Zee-ghedrochten zijn bevreest in sulcken storm: alwaer schijnt dat Petrus spreeckt en seght, Heere helpt ons, wy verdrincken. Dit werck, om de schoonheyt en vloeyentheyt in de lakenen en anders, is gehouden voor t'beste van allen, dat alles so wel zijn werck doet. Onder meer wercken van hem, wasser in een Capelle een val van Lucifer, daer hy liet sien verscheyden vercortinghen van lichamen, armen en beenen. Des hy van den Constenaers den toenaem vercreegh, en geheeten werdt, den aep Ga naar voetnoot* der Natueren. Meer wercken heeft Steffaen in zijn gheboort-stadt, oock te Milanen, Roomen, en elders gedaen: doch bysonder en uytnemende tot Ascesi, daer hy een Hemelsche glory heeft ghemaeckt, doch niet volmaeckt, mits hy om zijn nootsaken moest keeren tot Florencen: Hier sietmen eenen ringh oft circkel van Santen en Santinnen, met sulcken verscheydenheyt van ouderommen der tronien, oudt, middelbaer, en jongh, datment niet beter ghedaen en soude wenschen. Hier sietmen in die Hemelsche geesten een sulcken soeticheyt van wesen, dat het onmogelijck schijnt, dat het in sulcken tijt van so een Man is ghedaen. Men sieter oock boven dese een deel Enghelen in het schijnsel spelen, met menigerley fraey actituden en toemakingen, en in de handen hebbende verscheyden uytbeeldingen uyt der Godlijcker Schriftueren: Elder in een frijse zijn noch Enghelen, die hebben in hun handen de seven kercken van Asien, uyt den Apocalyps, alles met sulck een aerdighe gratie der welstandicheyt, dat te verwonderen is. Daer wort oock gheseyt, dat hy goet Bouwmeester was. Hy starf in't beghin des Iubile-Iaers, 1350. oudt 49. Iaer. Sijn Graf-schrift is dit: Stephano Florentino pictori, faciundis imaginibus, ac colorandis figuris, nulli unquam inferiori. Affines moestiss. pos. vix. anno xlix. Eyndt des levens van Steffaen Florentijn. |
|