De harpe, oft des herten snarenspel
(1599)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijInhoudende veel stichtlijcke liedekens: nu andermael door K. van der Mander ouersien, verbetert, ende vermeerdert
nae de wijse: Veni creator Spiritus.
Ga naar margenoot+MIjn Ziele loeft den Heere, uyt alle [uwe] cracht,
Die u in sijner wooninghe heeft ghebracht[,]
Dach ende nacht wilt danck bewijsen,
Ga naar margenoot+ Die Ziele en lijf can spijsen,
Ga naar margenoot+Wilt hem doch prijsen.
Ga naar margenoot+Ghy zijt wel prijsens weert, o lieve Hee[re] mij[n]
Want ghy zijt mijner Ziele een Medecij[n]
Ga naar margenoot+Olye en Wijn, nae Schrifts vermonden,
Ga naar margenoot+Goot ghy in onse wonden,
| |
[pagina 307]
| |
[W]iest af ons zonden.Ga naar margenoot+
Wie heeft doch meerder barmhertichede ghedaen,Ga naar margenoot+
[D]an ghy, o rechten Samaritaen,
[O]ns byghestaen ons schuldt ghedraghen,Ga naar margenoot+
[D]ie wy ten eeuwighen daghenGa naar margenoot+
[M]oesten beclaghen.Ga naar margenoot+
V moeten wy wel prijsen, o Heere bouen al,Ga naar margenoot+
[D]ie ons heeft ghenesen van Adams val,Ga naar margenoot+
[I]nt jammerdal, zijt ghecomen,Ga naar margenoot+
[E]n hebt ons aenghenomen,Ga naar margenoot+
[W]t dat verdomen.Ga naar margenoot+
Want al wat dat de Wet niet en vermochtGa naar margenoot+
[D]at heeft Christus met sijn doot volbrocht
[D]at schaep ghesocht dat was verlooren,Ga naar margenoot+
[O]m ons te vrijden al voorenGa naar margenoot+
[W]t Godes tooren.
Ghy hebt dat hantschrift gewendt tot onsen behoet,Ga naar margenoot+
[E]n voor ons allen ghestort u bloet,Ga naar margenoot+
[D]en Vader goet, ghestelt te vreden,
[D]ie Wijnpersse ghetreden,Ga naar margenoot+
[E]n vele gheleden.
Om ons te bevrijden uyt den eeuwigen noot,Ga naar margenoot+
[S]oo waert ghy, o Heere, de doot, een doot,Ga naar margenoot+
[D]it vindt men bloot, seer claer geschreuen,Ga naar margenoot+
[E]n ons zonden vergheuen,Ga naar margenoot+
[O]p dat wy leuen.
Wie heeft meerder liefde, so ghy, o Heere, vertelt,Ga naar margenoot+
[D]an die sijn leuen voor sijn schapen stelt,
[S]'Duyuels ghewelt, hebt ghy ghewroken,Ga naar margenoot+
[D]ie seven Seghels ghebroken,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 308]
| |
Dat Boeck ontsloten.
Ga naar margenoot+Want so lief hadde God die weerelt ydoon
Ga naar margenoot+Dat hy Christus sijnen Sone schoon,
Ga naar margenoot+Wt sijnen troon, hier heeft ghesonden,
Ga naar margenoot+Den stercken man ghevonden,
Ga naar margenoot+En vast ghebonden.
Ga naar margenoot+Ghy hebt voor ons, o Heere, so veel gelee[n]
Ga naar margenoot+Ende den Duyuel sijnen cop vertreen,
Ga naar margenoot+Voor ons ghebeen, in u verclaren,
Dat ons Godt der heyrscharen,
Soude bewaren.
Ga naar margenoot+O Princelijck Godt vol alder heerscha[p]pije[n,]
Ga naar margenoot+Die voor des weerelts begin was voorsie[n]
Ga naar margenoot+Ten laetsten tijen, vertoont int wesen,
Ga naar margenoot+En met u bloet ghepresen
Ons al ghenesen.
Schickt u nae den tijdt. Rom.1[2] |
|