De harpe, oft des herten snarenspel
(1599)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijInhoudende veel stichtlijcke liedekens: nu andermael door K. van der Mander ouersien, verbetert, ende vermeerdert
Nae de wijse: Noch weet ick een Rooseken root, minjoot.
Ga naar margenoot+OCh schoone, ydoone, greyn,
Ga naar margenoot+Wilt pleyn, nae my verlanghen,
Ga naar margenoot+In persoone, de croone, reyn
Ga naar margenoot+Alleyn, sult ghy ontfanghen.
Ga naar margenoot+V cort lijden, en strijden, smal
Ga naar margenoot+Int dal, door mijn verschijnen,
Ga naar margenoot+Met verblijden, ontglijden, sal,
Ga naar margenoot+Iae al, gheheel verdwijnen.
Ga naar margenoot+Wat ghy suchten, gheruchten, hoort
Van Noort, Zuydt, West, of Oosten,
Ga naar margenoot+Vrees' en duchten, laet vluchten, voort
Ga naar margenoot+Mijn woort, laet u vertroosten.
Ga naar margenoot+Want al waren, veel scharen, groot
Ga naar margenoot+Al bloot, op u gheresen,
Ga naar margenoot+Haer misbaren, en haren, stoot
Ter noot, sal ijdel wesen.
Ga naar margenoot+Ons vyanden, met schanden, fel
Ga naar margenoot+Ghequel, staet te ghenaken,
Ga naar margenoot+Als de Landen, verbranden, snel,
T'werdt wel, een dach der wraken.
Ga naar margenoot+Maer beneden, beleden, my
Ga naar margenoot+Hebt ghy, sonder cesseren,
Ga naar margenoot+Daerom treden, in vreden, vry
Suldy, met my, regueren.
Een is noodich. |
|