De harpe, oft des herten snarenspel
(1599)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijInhoudende veel stichtlijcke liedekens: nu andermael door K. van der Mander ouersien, verbetert, ende vermeerdert
Nae de wijse: Niet meer alsoo.
BRoeders deuijn, het plach te zijn,
Ga naar margenoot+Wy waren so droncken van Babels wij[n]
Niet meer alsoo, Niet meer alsoo,
Voortaen te leyden eenich termijn
Sulck leuen snoo.
Ga naar margenoot+T'is al ghenoech, nae s'vleesch ghevoec[h]
Ghetrocken, ghesleypt, der zonden ploech
Niet meer alsoo, Niet, etc.
Ga naar margenoot+T'was groote ghenade, dat Godt verdroe[ch]
Sulck leuen snoo.
Tot ijdel spel, waren wy snel,
Bedrieghen, en lieghen, behaeghde ons we[l,]
Niet meer alsoo, Niet, etc.
Ga naar margenoot+T'is al contrary van Gods bevel
Ga naar margenoot+Sulck leuen snoo.
Vroech ende laet, deden wy quaet,
Met suypen, en brassen, in ouerdaet,
Niet meer alsoo, Niet, etc.
Ga naar margenoot+Want ons soo diere verboden staet
Sulck leuen snoo.
Ga naar margenoot+Twist en ghekijf, was ons bedrijf,
Maer op verbeurte van ziel en lijf,
Niet meer alsoo, Niet, etc.
Want t'is veel ergher dan korosijf
Sulck leuen snoo.
| |
[pagina 145]
| |
[A]fgoderije, en hooueerdije
[De]den wy naer ons fantasije,Ga naar margenoot+
[Nie]t meer alsoo, Niet, etc.
[Ma]ch ouer ons hebben heerschappijeGa naar margenoot+
[Sul]ck leuen snoo.
[D]en schoonen tijt, wierden wy quijt,
[Me]t singhen, springhen, ijdel jolijt,Ga naar margenoot+
[Nie]t meer alsoo, Niet, etc.Ga naar margenoot+
[T'is] voor de ziele groot onprofijtGa naar margenoot+
[Sul]ck leuen snoo.
[O]nse boosheyt, was seer planteyt,
[Wy] waren verblent in dolen gheleyt,
[Nie]t meer alsoo, Niet, etc.
[Na]er dien dat het van Godt afscheytGa naar margenoot+
[Sul]ck leuen snoo.Ga naar margenoot+
[A]l worden wy, versproken vry,Ga naar margenoot+
[Om] dat wy niet loopen als sy,
[Nie]t meer alsoo, Niet, etc.
[Wy] moghen veel lieuer segghen sy
[Sul]ck leuen snoo.
[E]n laet ons doch, niet als de Soch,
[We]der int slijck gaen wentelen noch,
[Nie]t meer alsoo, Niet, etc.Ga naar margenoot+
[Gae]n leyden door t'sondich bedrochGa naar margenoot+
[Sul]ck leuen snoo.Ga naar margenoot+
[O]orlof dan, t'zy Wijf oft Man,Ga naar margenoot+
[Ist] qualijck ghegaen, en doet voortaen
[Nie]t meer alsoo, Niet, etc.Ga naar margenoot+
[Wa]nt Godt die heeft eenen gruwel vanGa naar margenoot+
[Sul]ck leuen snoo.
Een is noodich. |
|