De harpe, oft des herten snarenspel
(1599)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijInhoudende veel stichtlijcke liedekens: nu andermael door K. van der Mander ouersien, verbetert, ende vermeerdert
nae de wijse: Venus ick moet u claghen, Fortuyn is my gheschiet, etc. | |
[pagina 88]
| |
Ga naar margenoot+O Bruydegom verheuen
Ga naar margenoot+Aen s'Vaders rechter hant,
Ga naar margenoot+Mijn welvaert troost en leuen,
V moet ick louen, want
Hadt ghy my gheen bystant
In mijnen noot ghedaen,
Ga naar margenoot+Als kranck ghebou op't zant,
Ga naar margenoot+Waer ick langhe vergaen.
Ick lach in swaer ghebreken,
Ga naar margenoot+In s'doodts banden verstrickt,
En van Belials beken
Benout en seer verschrickt,
Maer ghy hebt my verquickt,
Ga naar margenoot+En leuende ghemaeckt,
Schoon cleeders aen beschickt,
Daer ick lach doot en naeckt.
Ga naar margenoot+Ghy hebt my laten smaken
Ga naar margenoot+V vriendelijckheyt soet,
Hierom sonder versaken
Ga naar margenoot+Ick vercondighen moet
Ga naar margenoot+Al uwen deuchden goet,
En blijden u woort
Voor de weerelt onvroet,
Die op my is verstoort.
Ga naar margenoot+Ick Syon u vriendinne
Ga naar margenoot+Ben ick s'Weerelts verwaet,
Ga naar margenoot+Om dat ick u beminne,
Ga naar margenoot+Draeght sy my grooten baet:
Ga naar margenoot+Een spijtich spreeckwoordt quaet
Ga naar margenoot+Ben ick in haren mondt,
| |
[pagina 89]
| |
[M]aer ghy mijn toeverlaetGa naar margenoot+
[Z]ijt mijnen vasten grondt.Ga naar margenoot+
Al ist dat ick uytwendichGa naar margenoot+
[A]l s'weerelts vreucht aensie,Ga naar margenoot+
[M]ijn herte sucht ellendich,
[A]ls van haer vreucht partije,Ga naar margenoot+
[M]aer daer ick in verblijeGa naar margenoot+
[D]at dunckt haer groot abuys,Ga naar margenoot+
[W]ant sy een sotternijeGa naar margenoot+
[A]cht te wesen u cruys
Sy houdt my voor een seckte,Ga naar margenoot+
[A]l of mijn wesen, haerGa naar margenoot+
[T]ot een verderuen streckte,
[N]ochtans en gae ick maerGa naar margenoot+
[S]onder eenich misbaerGa naar margenoot+
[P]ayselijck uwen ganck,
[O]m eens te comen daer
[B]y u, is mijn verlanck.Ga naar margenoot+
By u te zijn in vreden,
[D]at wensch ick bouen al,Ga naar margenoot+
[D]at maeck ick hier benedenGa naar margenoot+
[I]n dit ellendich dalGa naar margenoot+
[V]ol druck en ongheval,Ga naar margenoot+
[O]ch my verlanght wanneerGa naar margenoot+
[D]at ick eens moghen salGa naar margenoot+
[V] aenschijn sien, o Heer.Ga naar margenoot+
V toecomste voorsprokenGa naar margenoot+
[D]ie sal my wesen lief,
[M]aer ick houde belokenGa naar margenoot+
[V]ast in mijns herten brief,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 90]
| |
Ga naar margenoot+Hoe dat ghelijck een dief
Ga naar margenoot+Sal comen uwen dach,
Ga naar margenoot+En om ontvlieden grief,
Ga naar margenoot+Waerlijcx sonder verdrach.
Ga naar margenoot+Prince van grooter weerde,
Ga naar margenoot+Ghy hebt my toegheseyt,
Ga naar margenoot+Nieuwen Hemel end' Aerde,
Een schoone Majesteyt,
Daerom ick neersticheyt
Moet doen int Aerdtsche pleyn,
Dat ghy my vindt bereyt
Ga naar margenoot+Onstraffelijck en reyn.
Een is noodich. |
|