De harpe, oft des herten snarenspel
(1599)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijInhoudende veel stichtlijcke liedekens: nu andermael door K. van der Mander ouersien, verbetert, ende vermeerdert
Op de wijse: Ghy die niet meer int vleesch en zijt. 2.Cor.6,1.
Ga naar margenoot+O Broeders, u vermanen wy
Als medehelpers ghy,
Ga naar margenoot+Dat niet vergheefs en zy
Ga naar margenoot+Aen u Gods groote ghenade,
In den aenghenamen tijdt, hy
V heeft verlost, en by
Ghestaen, als dat ghy vry
Zijt, van der zonden schade,
En siet, t'is nu den dach
Dat men salich worden mach,
Iae daer toe seer bequaeme
Eenen tijdt aenghename.
Ga naar margenoot+Maer, Broeders, en laet ons niemant
Erghernis gheuen: want
Ga naar margenoot+Onsen Gods-dienst playsant
| |
[pagina 65]
| |
[M]ocht men daer door misprijsen,Ga naar margenoot+
[Hi]erom laet ons nae s'Gheests verstant,
[W]at wy nemen ter hant,
[O]ns wel aen elcken cant,Ga naar margenoot+
[Al]s dienaers Gods bewijsenGa naar margenoot+
[M]et verduldicheyt groot,Ga naar margenoot+
[In] droefheyt en in noot,Ga naar margenoot+
[In] angsten en in slaghen,
[Gh]evanghenissen oock verdraghen.
Laet ons bewijsen alle bescheyt,
[In] oproer en arbeyt,
[W]aken, vasten, cuysheyt,
[Ken]nis, lanckmoedich wesen,
[Vr]iendelijck zijn elcken bereyt,Ga naar margenoot+
[Al] in den Gheest planteyt,Ga naar margenoot+
[D]ie men recht heylich seyt:
[En] in liefde ghepresen
[O]ngheveynsdelijck gaen voort,
[Al] in der waerheyts woort,
[E]n in de cracht divijne
[D]ie God hier gheeft de sijne.
Door wapens der gherechticheyt claer,Ga naar margenoot+
[T]er rechter handt oock daerGa naar margenoot+
[T]er slincker handt hier naer,Ga naar margenoot+
[D]oor eer, doorschande, ende
[D]oor goet en quaet gherucht eenpaer,Ga naar margenoot+
[Al]s die verleyders: maerGa naar margenoot+
[N]ochtans bevonden waer,
[G]herekent onbekende,
Nochtans bekende fijn,
| |
[pagina 66]
| |
Als die gheacht oock zijn
Altijdts in s'doodts aencleuen,
Hoewel wy nochtans leuen.
Ga naar margenoot+Als ghecastijde met verdriet,
Ga naar margenoot+Nochtans ghedoodet niet:
Als volck dat treurich siet,
Ga naar margenoot+Nochtans altijdt verblijden:
Ga naar margenoot+Een arm hoopken hier bespiet,
Daer nochtans door gheschiet,
Rijckdom nae recht bediet,
Aen velen t'allen tijden,
Wy zijn gheacht, als dat
Wy niet en hebben wat,
Ga naar margenoot+Nochtans wordt, soo wy weten,
Alle dinck van ons beseten.
Een is noodich. |
|