De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijNa de wijse: Wilt hem, wilt hem, wilt hem ghebenedyen.
Ga naar margenoot+WIe komt, wie komt, wie komt daer van Edom,
Van Bosra met roode kleeren,
En treckt verciert in eeren?
Ick bent ick bent, ick bent u Bruydegom,
Die gherechticheyt can leeren,
En helpen uyt verseeren,
Ga naar margenoot+Mijn kracht is daer toe groot:
Maer waer van is soo root
'tGhewaedt aen dijne leden?
De Wijn, de Wijn, de Wijn-persse ter noot
O Syon, tot uwer vreden,
Heb ick ghetreden.
Ga naar margenoot+Daerom, daerom, daerom wil ic mijn lant
| |
[pagina 633]
| |
En mijns Vaders huys verlaten,Ga naar margenoot+
Mijn eyghen leven haten,Ga naar margenoot+
Komt my, comt my, comt my ter rechterhant
Inwendigh verciert by maten
Met gulden schoon cieraten,
Op u mijn herte rust,
V schoonheyt my ghelust,
O vriendt of ghy met monde
Van my, van my, van my mocht zijn ghekust
Onbeschimpt, en u eens vondeGa naar margenoot+
Buyt 'sWerelts ronde.
De wacht, de wacht, de wachters vander stadt,Ga naar margenoot+
Als sy my vonden, haer slaghen
Moest ick verdraghen,
Vreest niet, vreest niet, vreest niet, maer uwen schat,
En kleeders om my behaghen,
Bewaert voor 'svyants laghen,Ga naar margenoot+
V wederstrijders felGa naar margenoot+
Naeckt droefheyt en ghequel
Maer ghy sult eeuwigh wesen
Met my, met my, met my in vreden snel,
Als ghy sult zijn verresen,
Troost u in desen.Ga naar margenoot+
Ten waer, ten waer, ten waer, o Prince soet,
Dat ghy my troost inwendigh,
Soo waer ick seer ellendigh,Ga naar margenoot+
Hebt een, hebt een, hebt eenen goeden moedt
Ghelooft gheen bespotters blendigh,
Die loochenen behendighGa naar margenoot+
Mijner toekomsten dagh,
V lanckmoedigh verdragh
Tot mijn saligh welvaren
Ick wel, ick wel, ick wel rekenen mach,Ga naar margenoot+
Wilt tot u openbaren
My wel bewaren.
Een is noodigh. |
|