De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijNa de wijse: O Christus lief minnare soet, etc.VErblijdt nu met den Pinxter tijdt,
De Bosschen maken nu jolijt,
'tGedierte vrijt, aert kracht doet blijcken,
De voghels singhen al om strijdt,
'tVeldt lacht u toe waer dat ghy zijt:
Vliedt droefheyt wijdt, sonder omkijcken,
| |
[pagina 595]
| |
Want droefheyt moet de Bruyloft wijcken:Ga naar margenoot+
Oock strijdt, en nijdt, wilt henen strijcken,
Verheught, in deucht, beyd' ouderdom,
En jeught, ghy zijt al willekom,
Den Bruydegom, groet yeghelijcken.
Wy willen niet van Hymene,
Noch van Thalassus singhen me,
Soo voormaels de, som volck eenpaerlijck:
Maer van die Bruyloft in de ste
Van Cana, int lant van Galile,Ga naar margenoot+
Daer Christus de, en toonde klaerlijck
Sijn eerste teecken openbaerlijck,
Doe Wijn gebrack, om drincken spaerlijck,
Ses water-kruycken vol en bet,Ga naar margenoot+
Gheschoncken, toonen ons de WetGa naar margenoot+
Onkrachtigh met, haer wercken swaerlijck.Ga naar margenoot+
Soo 'twater swack is, end' en doet
Niet blyder wesen hert en moedt:
So kleenen spoet, de Wet kan gheven,
Ter salicheyt, dan op het goet
Toekomstigh schouwt sy wel en vroet,Ga naar margenoot+
Maer met zijn bloet, en Gheest gedreven,Ga naar margenoot+
Den Wijnstock Christus hoogh verheven,Ga naar margenoot+
Door synen Wijn gaf ons het leven.
Den Dienaer schonck maer water flouw,Ga naar margenoot+
En Moyses brocht, als knecht ghetrouw,
Van Sinai rouw, de Wet beneven.Ga naar margenoot+
Ses kruycken voor ses daghen telt,
Van oudts om wercken inghestelt,
'tIoodsch volck gequelt, was niet te dragen
'sWets jock, de weke, maer den HeldtGa naar margenoot+
Bracht waerheyt en ghenade int veldt,Ga naar margenoot+
'tGheloove ghelt om Godt behaghen,Ga naar margenoot+
En Liefde is 'tjock voor die slaef-daghen,
Den rust-dagh soet, om niet te klaghen,Ga naar margenoot+
Door Christum is ghekomen voort,
Iae 'tblymarigh versoenigh woordt,Ga naar margenoot+
Daer elck behoort, wel naer te vraghen.
Laet ons met desen sin eerbaer,
| |
[pagina 596]
| |
Hier wenschen goet gheluck te gaer,
Dit nieuwe paer, in Echt ghepresen,
Ga naar margenoot+Te leven vreuchdich menigh Iaer.
Dat toe gae als te Cana, daer
'tBest achter naer, quaem, (soo wy lesen)
Ia sy en wy, dat wy na desen
Ga naar margenoot+In 'sLams Bruyloft hooghe gheresen,
Naer al dees Aerdtsche tranen vloet,
Ga naar margenoot+Den Wijn int eeuwich leven soet,
Met blijden moet, deelachtigh wesen.
'sGheests dochter, liefde goedertier,
Ga naar margenoot+Komt stroyt u soete vruchten hier,
Ga naar margenoot+Om dese chier, in vreucht vermeeren,
Ia dat dit paer na desen schier,
Vreedsamigh door u suyver vyer,
Sijn wegen stier, al ter Gods eeren,
En valter somtijts wat verseeren
In Echt, dat magh ten besten keeren,
Dat toe gae als te Cana, daer
Den besten Wijn quam achter naer,
Ga naar margenoot+Seer wonderbaer, door't werck des Heeren.
Seer wonderbaer is 'sHeeren Echt,
Ga naar margenoot+Hy heeft tot Bruydt verkoren slecht
Ga naar margenoot+Volcken oprecht, uyt veel gheslachten,
Om nooden ons, soo menigh knecht
Sondt hy oyt uyt in swaer aenvecht,
Dit overleght in u ghedachten:
O Bruydegom, wilt vyerigh trachten
Na die Bruyloft, en soo verwachten
'tBest achter na, soo't heeft ghesijn,
In Cana, daer het water Wijn
Ga naar margenoot+Is worden fijn, door 'sHeeren krachten.
Gods Kerck, de Bruyt, 'tlichaem Christi,
Van Christo wert ghesalight sy,
Seer lief heeft hy, sijn lichaems leden:
Siet Bruydegom, alsoo moet ghy,
Ghy hebt een nae-lidt kreghen vry,
Dijn naer-lidt by, woont dan met reden:
Godvreesigh wilt te samen treden,
| |
[pagina 597]
| |
En wijslijck wel den tijdt besteden,Ga naar margenoot+
Al 't water deser aerdtscher smert,
In Wijn die blyschap maeckt int hert,Ga naar margenoot+
Verandert wert, eeuwigh in vreden.
Een na-lidt, ja dijn eyghen lijf,Ga naar margenoot+
Is nu u deel, hulp, en gherijf,
V Bruydt en Wijf, voor veel oorconden,
En oock door Godt, die van u drijfGa naar margenoot+
All' onverstandt, als een beklijf
Van twist, ghekijf, nijdt en meer sonden,
Dat menigh Houwl'ijck heeft geschonden:
Blijft een in Godt t'samen verbonden,
Om comen daer't om is begost,
By hem die ons al heeft verlost,
Daer nieuwe most, sal zijn gevonden.Ga naar margenoot+
O Bruydt uws herten vryheyt siet,
Die u van boven was gheschiet,
En heb ghy niet, z'is wech ghegheven:
Ghy zijt nu onder 't Mans ghebiet,Ga naar margenoot+
Weest hem niet wederspannigh yet,Ga naar margenoot+
T'zy vreucht verdriet wilt hem aenkleven,Ga naar margenoot+
Als lijf het hooft daer toe ghedreven
Door liefd' oprecht, Christum verheven
Aenkleeft te samen boven al,
Want Wijn voor water gheven sal
Hy zijt ghetal int eeuwigh leven.
'sLams princelijcke Bruyloft meestGa naar margenoot+
Zy in ons herte 'tlaetst en 't eest,
Want dese feest, en is gheen eten,
Noch drincken, maer al in den Gheest:
En weest niet stout (vrienden) maer vreest,Ga naar margenoot+
In wat foreest, ghestaen gheseten,
Met dese Schrift dient overmeten
Ons doen altijt, want wy wel weten,
Dat Godt te vreesen is alleen,Ga naar margenoot+
Dit Aerdtsch belanck is al een kleen.Ga naar margenoot+
Maer 't noodigh een dient niet vergeten.Ga naar margenoot+
Een is noodigh. |
|