De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijOp de wijse, van 't schipken Petri.
Ga naar margenoot+O Christus Godt, Heere van grooter waerden,
Ga naar margenoot+Suyver Lammeken soet,
Ga naar margenoot+Ghy zijt int vleesch verschenen op der Aerden,
Ga naar margenoot+Met alsoo groot ootmoet,
Ga naar margenoot+Ghy hebt dat eeuwigh goet
V heerlijckheyt, verlaten,
Ga naar margenoot+V volck selve besocht,
Ga naar margenoot+Die in 'sdoots schaduw' saten,
Ga naar margenoot+Wt liefden boven maten
Ga naar margenoot+Den Mensche dier ghekocht.
Ghy waert geboren Coningh groot van machte,
Ga naar margenoot+In Bethlehem Iuda,
Ga naar margenoot+Van eener Maegt, ootmoedigh van gedachte,
Ga naar margenoot+Die voor Godt vandt ghena,
Ga naar margenoot+Gheheeten Maria,
Ga naar margenoot+Al in een stal van beesten,
Ga naar margenoot+In armoede aldaer,
Ga naar margenoot+O Godt, Vader der Gheesten,
Ga naar margenoot+Men maeckte niet veel feesten
| |
[pagina 483]
| |
Met uwen Soon eerbaer.
Want daer en was geen plaets inde herberghe,Ga naar margenoot+
Om den Heere t'ontfaen,Ga naar margenoot+
Ootmoedigh Lam, sachtmoedigh, vry van ergheGa naar margenoot+
Hoe zijt ghy voorghegaen:
Die boodtschap werdt ghedaen
Niet aen seer groote Heeren,
Maer aen Herderen slecht,
O Menschen wilt u keerenGa naar margenoot+
Tot Christum, ende leeren,Ga naar margenoot+
Ootmoedigh zijn oprecht.Ga naar margenoot+
Simpel en slecht quam oock uwen voorbode,Ga naar margenoot+
Niet in kleederen sacht,Ga naar margenoot+
Coningh ghy, die ghelijck te zijn Gode,Ga naar margenoot+
Gheen roof en hebt gheacht,Ga naar margenoot+
Tot Nazareth volbracht,Ga naar margenoot+
In u heyligh Lichame
Hebt ghy menighen daghGa naar margenoot+
V Ouders ghehoorsame,Ga naar margenoot+
Daer doch in uwen Name
Al haer salicheyt lagh.
Gheen hooghe, wijse noch edel gheboren,
Vander Werelt ge-eert,
En heb ghy tot Apostelen vercoren,
Maer menschen ongheleert,Ga naar margenoot+
Aldaer ghy hebt verkeertGa naar margenoot+
Hebt ghy visschers ghevondenGa naar margenoot+
Ter Galileesche Zee,Ga naar margenoot+
Die u ten selven stonden
Volghden, nae dijn vermonden,
En lieten haer gheree.
V wandelinghe was vry onverbolghenGa naar margenoot+
Al in vernedertheyt,Ga naar margenoot+
Alwaer ghy gaet (sprack een) wil ick u volghen,
Maer ghy hebt hem gheseyt,
Vossen hebben planteyt
Holen, de voghelen nesten,
O Coningh goedertier,
In dees Aertsche ghewesten
| |
[pagina 484]
| |
En hadt ghy niet ten besten,
Om 'thooft te rusten hier.
Ga naar margenoot+Sathan ginck u al sijn Rijcken vertoonen,
Ga naar margenoot+Maer ghy en achtes niet,
Ga naar margenoot+Als u de menschen Koning wilden croonen
Ghy zijt ghevloden, siet:
Ga naar margenoot+End' alst oock is gheschiedt
Dat u Iongheren keven
Om de meeste te zijn,
Ghy hebt hen-lien ghegheven
Aen u ootmoedigh leven
Een goet exempel fijn.
Ga naar margenoot+Die wereltlijcke Coningen heerschappen
Heeren zijn sy ghenaemt,
Maer al die willen volghen u voetstappen
Alsucks niet en betaemt,
Want ghy om dienen quaemt,
Niet om ghedient te wesen,
Noch is dit u vermaen,
Wordt niet om hoogh gheresen,
Ga naar margenoot+Die Heydenen na desen
Seer in de Werelt staen.
Ghy loofdet den Vader, dat hy liet weten
Ga naar margenoot+Kleynen (die ghy bemint)
Ga naar margenoot+Van 't Hemelrijcke die hooghe secreten,
Ga naar margenoot+Ghy seght, wie als een kint
Ga naar margenoot+Ootmoedigh is ghesint,
Ga naar margenoot+Int Hemelrijcke de meeste
Is desen excellent,
Die arm zijn van gheeste
In die Hemelsche feeste
Ga naar margenoot+Zijn erfghenaem bekent.
Ga naar margenoot+Koning van Sion, ootmoedich van zeden
Ga naar margenoot+En sachtmoedich vermaert,
Ga naar margenoot+Ghy quaemt op een Ezelinne ghereden
Ga naar margenoot+Te Ierusalem waert,
Ga naar margenoot+Wt ootmoedigher aerdt,
Ga naar margenoot+D'Apostelen haer voeten
Ga naar margenoot+Ghewasschen boven dien.
| |
[pagina 485]
| |
Daer doch in uwen soeten
Heylighen Name moetenGa naar margenoot+
Haer buyghen alle knien.
Doe u wel vreucht hadde mogen gebeuren,Ga naar margenoot+
Hebt ghy verdreghen smaedt,
Gheesselen, slaghen, smerten en doleuren,
Al voor onse misdaedt,
Die Krijghslien obstinaetGa naar margenoot+
V een Croone op steldenGa naar margenoot+
Van doorenen seer fel,
V beschimpten en quelden,Ga naar margenoot+
Haer lasteren en schelden
Hebt ghy verdreghen wel.Ga naar margenoot+
Ia tot de doot, de doot des Cruycen schandigh,Ga naar margenoot+
Ghy u ootmoedt beweest,
O Heer der heerlijcheyt, seer goederhandichGa naar margenoot+
Ghy storft ende verreest,
Daer door alsoo men leest,
Sit ghy vry van verseere
Nu aen Gods rechter handtGa naar margenoot+
Ghecroont met prijs end' eere,Ga naar margenoot+
Ghy hebt met snellen keere
Verwonnen triumphant.
Prince, grontsteen vanden heyligen Tempel,
Vast in den Gheest gheplant,Ga naar margenoot+
Ghy zijt in ootmoet ons een recht exempel,
Maer ghy doet wederstandtGa naar margenoot+
Den hoveerdighen, wantGa naar margenoot+
Ghy haet alsulcke quade:
Maer die ootmoedich blijft,
Die gheeft ghy u ghenade,
Dat zijn ziele ghestade
Vol rusten wel beklijft.Ga naar margenoot+
Een is noodigh. |
|