De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijNa de wijse: O liefde bloot.OCh vrienden al,
Ga naar margenoot+Die enghe poort, en den wegh smal,
Ga naar margenoot+Die deur aent Schaepstal,
| |
[pagina 447]
| |
Is Christus reyn van zeden,Ga naar margenoot+
Doet gheen afval,Ga naar margenoot+
Blijft vaste by zijn woort,
Hem ghehoorsamigh hoort,
Want gaen door d'enghe poort,Ga naar margenoot+
En den smallen wegh treden,Ga naar margenoot+
Is blyven in zijn reden.
Wie vaste blijftGa naar margenoot+
In Christus reden, hy beklijft,
Den Gheest Gods die drijftGa naar margenoot+
En leert hem alle saken,
Maer Paulus schrijftGa naar margenoot+
Van die verkiesen haerGa naar margenoot+
Self eenen wegh, aldaer
Sy in wandelen zwaerGa naar margenoot+
Conscientie sy maken,
Dit oft dat te gheraken.Ga naar margenoot+
Menschen verstandt
Noch goetduncken en ghelt niet, want
Wat Godt niet en plant,Ga naar margenoot+
Dat wil hy self uytroeyen,Ga naar margenoot+
Dus soo yemandtGa naar margenoot+
Menschen leeringhe leert,Ga naar margenoot+
Te vergheefs hy Godt eert,Ga naar margenoot+
Aen een deure verkeert
Veel kloppen, hem vermoeyen,Ga naar margenoot+
Wat vreucht kan daer uyt groeyen?Ga naar margenoot+
Ghelijck daer deenGa naar margenoot+
De Schriftgheleerde Pharizeen,
Met haer langhe gheebeen,
En haer vercierede Wetten,Ga naar margenoot+
Latende 'tgheenGa naar margenoot+
Dat den Heere gheboodt,Ga naar margenoot+
Barmherticheyt ter noot,Ga naar margenoot+
Oordeel, gheloove groot,Ga naar margenoot+
En ginghen nouwe lettenGa naar margenoot+
Op Menschelijck insetten.
O Prince, dieGa naar margenoot+
Boven Princen heerschappie,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 448]
| |
T'is noot dat elck sie,
Ga naar margenoot+Om niet verleyt te sneven,
Ga naar margenoot+Ghy seght, soo wie,
Dat licht der Werelt, my
Na volght, wesen sal hy
Van duysterheyt al vry,
En hem sal zijn ghegheven
Dat licht vant eeuwich leven.
Een is noodigh. |
|