De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijOp de wijse: Vira non Voglio piu.O Ghy Christen eerbaer
Ghetrouwe Gods dienaer,
Ga naar margenoot+Daer zijn soo schoone namen
Ga naar margenoot+In die Schriftuer klaer,
Die u al wel betamen.
Ga naar margenoot+Een kindt Gods boven al,
Ga naar margenoot+Zijt ghy, dat erven sal
Ga naar margenoot+Soo schoon een heerlijck rijcke,
Dat hier int aertsche dal
Gheen en is dierghelijcke.
Teghenwoordigh en wat
Toekomende is, dat
| |
[pagina 445]
| |
Is altemale dijne,Ga naar margenoot+
Christus, noyt sulcken schat,Ga naar margenoot+
Is u, en ghy zijt zijne.Ga naar margenoot+
Ghy die soo rijcke zijt,Ga naar margenoot+
In den Heer u verblijdt,Ga naar margenoot+
Hoewel u onverstandighGa naar margenoot+
De werelt seer benijdt,Ga naar margenoot+
Zijt altijdt goederhandigh.
Christus u Broeder saenGa naar margenoot+
Was desghelijcks ghedaen,Ga naar margenoot+
Hy is door veel benouwenGa naar margenoot+
In zijn Rijcke ghegaen,Ga naar margenoot+
Volght hem als den getrouwen.Ga naar margenoot+
Want die Werelt verblentGa naar margenoot+
V gheen van beyd' en kent,
Daerom wil sy u plaghen,Ga naar margenoot+
Maer sy salt in den endtGa naar margenoot+
Noch jammerlijck beklaghen.Ga naar margenoot+
Maer u des Heeren dagh
Wert u mont vol ghelach,Ga naar margenoot+
Ghy sult van vreuchden springhen,
En nemmermeer, en mach
V yemant meer bedwinghen.
Dan werdt ghy ghelijck Godt,
Siet welck een hooghe lotGa naar margenoot+
Wil u den Vader schincken,Ga naar margenoot+
Och zijn sy niet wel sot,Ga naar margenoot+
Die hierom niet en dincken
O Prince die ghelooft,Ga naar margenoot+
Heft hier naer op u hooft,
Want die de Werelt minnen,
Och die zijn wel berooft
Van haer verstandt en sinnen.
Een is noodigh. |
|