De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijOp de wijse: Ghelijck als die witte Swane.LEefter wel yemant so blijde,Ga naar margenoot+
Als ick doe op dit termijn?
Mijn vreucht is altijdts in tijde,Ga naar margenoot+
Soo sy langhe heeft ghezijn,Ga naar margenoot+
Maer het schijn, van u aenschouwen,
Dat wijst uyt,
Of u herte waer vol rouwen,
Ghy 'sLams Bruydt.
Wel ghetroost, schijn ick droeveGa naar margenoot+
Maer Werelt in de proeveGa naar margenoot+
Moet ick staen als gout int vyer,Ga naar margenoot+
Verlossing' ick behoeve,
Waer toe dat ick vertoeve,
Nae een rijck edel Princier,
Die als hy eens was hier,Ga naar margenoot+
Arm was en bystier,Ga naar margenoot+
Van u bespot, veracht,
Maer hy sal weder schierGa naar margenoot+
Comen met groot heyrkracht.
| |
[pagina 386]
| |
Ga naar margenoot+V droefheyt laet henen varen,
Ga naar margenoot+Maeckt tegen my gheen gheraes,
Ga naar margenoot+Verblijdt u met mijn dienaren,
Ga naar margenoot+En smaeckt der sonden solaes,
Acht niet dwaes, te zijn mijn daden,
Ga naar margenoot+Prijst die, want
Ga naar margenoot+V vriendt was om sulck versmaden
Mijn vyandt.
Mijn vrient zelfs in persoone
Verliet zijn Rijcke schoone,
Ga naar margenoot+Om u te verlossen snel,
Ga naar margenoot+Wt puerder liefd' ydoone,
Ga naar margenoot+Maer u Vorsten te loone
Ga naar margenoot+Brochten hem in 'sdoots ghequel,
Ga naar margenoot+Naeckt aen een cruyce fel,
Ga naar margenoot+Met den moorders rebel,
Ga naar margenoot+Gherekent en verkleent,
Doch in u boos opstel
Blijft ghy noch even versteent.
Wilt ghy zijn met my in vreden,
Ga naar margenoot+En volght met uwen Minnaer,
Maer voeght u nae mijns landts zeden,
Waer ghy komt 'tzy hier oft daer,
Ga naar margenoot+Want al maer op my dryven
V doen is,
Ga naar margenoot+Maer wat mijn gheleerde schryven,
Dats ghewis.
Ga naar margenoot+Gods wijsheyt uytghelesen
Ga naar margenoot+Moet eeuwigh zijn ghepresen
Ga naar margenoot+Boven u gheleerde lien,
Ga naar margenoot+En Vorsten hoogh gheresen:
Ga naar margenoot+Mijn Vorst eeuwigh int wesen,
Ga naar margenoot+Als sy hem eens sullen sien,
Ghevallen op haer knien,
Belijden sullen sy dien
Moeten, met angst belaen,
Dat alle heerschappien
Hem moeten zijn onderdaen.
Wie sal u praten ghelooven,
| |
[pagina 387]
| |
Van een rijck my onbekent,Ga naar margenoot+
Dat namaels sal zijn hier boven?Ga naar margenoot+
Mijn rijck is altijdt present,Ga naar margenoot+
Excellent te domineren,Ga naar margenoot+
Nae't vleeschs lust,
Laten soo den tijdt passeren
Wel gherust.
Mijns Princen Rijck verheven,
Dat eeuwigh vreuchdigh levenGa naar margenoot+
Sal haest zijn gheopenbaert,Ga naar margenoot+
Maer u Rijck hier benevenGa naar margenoot+
Werdt ten brande ghegheven
Met alle Godtloosen aert,Ga naar margenoot+
Och of ghy soo wijs waert,
Ghy die u boete spaert,
Dat ghy bekeeren mocht,
Eer u den tijdt ontvaert,
En dat een noodigh bedocht.
Een is noodigh. |
|