De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijNae de wijse: Den lustelijcken Mey Christus playsant.INt huys Gods reyn, dat Gheestelijck Bethel,Ga naar margenoot+
Staet een ghesalft ghesteente,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 328]
| |
Ia hoorn der saligheyt gherecht wel,
Ga naar margenoot+Christus in zijn ghemeente,
Den steen der salicheyt
Ga naar margenoot+Van velen wederseyt,
Ga naar margenoot+Een teecken end' een licht verheven,
Des vromen troost en leven.
Ga naar margenoot+Wy komen met geen kloecke fabels voort
Schrijft Petrus sonder flouwen,
Maer wy hebben een vast Prophetisch woort,
Daer men op mach betrouwen,
Ga naar margenoot+Wy hoorden 'sVaders stem
Ga naar margenoot+Wt den Hemel tot hem,
Ga naar margenoot+Dits mijnen Soon, en dit ghetuyghen
En moghen gheen Menschen buyghen.
Ga naar margenoot+Saligh zijt ghy Simon, want vleesch en bloet
Ga naar margenoot+En ginck u openbaren,
Ga naar margenoot+Maer mijn Vader inden Hemel soet,
Dit was Christi verklaren,
Ghy zijt Petrus, dats steen,
Ga naar margenoot+En ick wil hier alleen
Mijn vergaderingh op stichten,
Ga naar margenoot+T'helsch ghewelt en salse niet gheslichten.
Dits onbegloost 'tgeloofs oprechten gront
Ga naar margenoot+Den Moor en al de ghone
Ga naar margenoot+Die daer beleden van herten en met mont
Alsoo Christum Gods sone,
Sijn woorden ingheplant,
Ga naar margenoot+En met doopender hant
Ghenat, als rancxkens ydoone,
En God gaf den wasdom schoone.
Die dit geloof bevestight met der daet,
Ga naar margenoot+Tot zijnen troost ghestade
Hem wort betuyght, dat dit, daer hy, in staet
Is de rechte Gods ghenade,
Hoewel niet sonder cruys,
Het en is gheen abuys,
Ga naar margenoot+Datmen oock moet een goet benoeghen
Ga naar margenoot+By de Gods ghenade voeghen.
Want 'sHeeren kracht is in den swacken sterck,
| |
[pagina 329]
| |
En die maeckt haer volkomen,
Daerom ginc Paulus hem in al zijn werck
Op zijn swackheyt beromen,
En was goets moets in noot,Ga naar margenoot+
Vervolgh en angsten groot,
Om Christus wil, en seght eendrachtigh,
Als ick swack ben, dan ben ick machtigh.
Prince, 'tvolherden nu is noodigh maerGa naar margenoot+
Int gheloof aenden Heere,Ga naar margenoot+
Die heerlijck sal verschijnen wonderbaer,
Ick wensch hy sijnen keere
Gebenedijd' ons nomtGa naar margenoot+
En dan te hooren komt,
Dees troostelijcke goede mare
Zy ons tot eenen nieuwen Iare.
Een is noodigh. |
|