De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– Auteursrechtvrijop de wijse: Copken set op u jente hayren. | |
[pagina 88]
| |
DEn Wijn, die edel Creaturere,
Ga naar margenoot+Van den Schepper gemaeckt tot blijschap soet,
Ga naar margenoot+Als men hem matelijck drinckt puere,
Ziele ende Lijf hy verblijden doet,
Ga naar margenoot+Ancxt, druck, en sorge drijft hy uyt tgemoet
Maer overvloet, te veel ghedroncken wijn,
Ga naar margenoot+Doet hy sMenschen herte verdriet en pijn:
Ga naar margenoot+Want door den Wijn // vele verdorven zijn.
Waer is wee, leedt, twist ende klaghen,
Sonder oorsake, wonden, ooghen root,
Ga naar margenoot+Dan daermen sit in wijn ghelaghen
Ga naar margenoot+En al uyt suypt, wat men daer in schenckt bloot.
Ga naar margenoot+En siet hem niet aen, om zijn schoonheyt groot
Al is hy root, int glas oft Christalijn,
Hy steeckt ghelijck een Slanghe vol fenijn
Ga naar margenoot+Want door den Wijn // vele verdorven zijn.
Ga naar margenoot+Den Wijn doet sien des menschen oogen
Na ander Wyven, 'thert is inden mont,
En spreeckt dinghen die niet en dooghen,
Ga naar margenoot+'tSweert om te vechten krijgen wy terstont,
Vrientschap, en trouwe, moet al inden gront
Ga naar margenoot+Daer wert gewont, en geblaut int aenschijn
Hier om en is de Dronckenschap niet fijn
Want door den Wijn // vele verdorven zijn.
Van Noe en Loth, wy wel weten,
Ga naar margenoot+Wat dat haer is geschiedt door des Wijnscracht
Ga naar margenoot+En Benhadad droncken geseten
Ga naar margenoot+Heeft zijn vyanden te cleyne gheacht,
Ga naar margenoot+Holophernes, Prince van grooter macht,
Dronck' en versmacht, lagh hy ghelijck een Swijn,
Ga naar margenoot+Een Wijf versloech hem binnen der gordijn:
Want door den Wijn // vele verdorven zijn.
Assuerus en Haman beyde,
Ga naar margenoot+Saten en droncken te Susan op 't slot,
T'wijlen Israel treurd' en schreyde,
Maer den Tyran Haman die creegh zijn lot
| |
[pagina 89]
| |
Desghelijcs oock nabal, den droncken sot,Ga naar margenoot+
Doe hem sloegh Godt, tot zijns herten verdwijn,Ga naar margenoot+
Wert als een steen, en sterf eer lanc termijn:
Want door den Wijn, vele verdroven zijn.Ga naar margenoot+
Ammon die Thamar violeerde,Ga naar margenoot+
Absalons knechten quaemen hem verslaen,Ga naar margenoot+
Daer hy in den Wijn bancketteerde, Ga naar margenoot+
So Symon met zijn sonen wert ghedaen:Ga naar margenoot+
Balthasar en is Godts hant niet ontgaen,
Den soeten traen uyt de vaten devijn,Ga naar margenoot+
Dranc hy met menich Vorst en Concubijn:Ga naar margenoot+
Want door den Wijn vele verdorven zijn.Ga naar margenoot+
De Priesters was den Wijn verboden,Ga naar margenoot+
Als sy ginghen in de Hutte playsant,
Veel Wijns drincken moet zijn gevlodenGa naar margenoot+
Van den Leeraers, en ooc elck Christen wantGa naar margenoot+
De dronckaerts moeten ballinc blyven, vantGa naar margenoot+
Beloofde landt, Gods Rijcke celestijn,Ga naar margenoot+
Dus weest sober en waeckt, nae Schrifts doctrijn:Ga naar margenoot+
Want door den Wijn // vele verdorven zijn.
Den aenhangh
Niet te veel, is eel, houdt reghel en maet,
Ghenoech is wel, maer overdaet, is quaet,
Een teugsken is goet, dat den dorst verslaet,
Het consorteert en 't smaeckt soo delicaet.
Een is noodigh.
Als ick dit Liedt hadde voldaen,, hier,
Was t'oudt Iaer 90. vergaen,, schier.
|
|