De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijNa de wijse: O Menschen excellent. Tsamensprake, van Man en Wijf.Christen Egade mijn,Ga naar margenoot+
Wy zijn voor Godts aenschijnGa naar margenoot+
Gheen twee, dan een vleesch, maerGa naar margenoot+
Ghy mijn lichaem, ick dijnGa naar margenoot+
Hooft, also Christus sijnGa naar margenoot+
Ghemeentens hooft is klaer,Ga naar margenoot+
Ende ghelijck hy haer
Vertroost, en nemet waer,
Alsoo moet ick een paer
Tot u oock zijn ghesint.Ga naar margenoot+
Beelde Gods triumphant,
De almachtighen handtGa naar margenoot+
Werck, en schepsel eersaem,Ga naar margenoot+
In des houwelijcx bandtGa naar margenoot+
Zijn wy, nae Schrifts verstant,Ga naar margenoot+
Te samen een lichaem,Ga naar margenoot+
Zijt ghy van Godt ghestelt,Ga naar margenoot+
En Sara ten betaem,Ga naar margenoot+
Gaf Abraham den naemGa naar margenoot+
Heer, door Sulck ghewelt.
Maer nae Galaten drieGa naar margenoot+
| |
[pagina 78]
| |
Ga naar margenoot+Kinderen Gods zijn, die
Ga naar margenoot+Ghelooven Christi leer,
Ga naar margenoot+Hier en is heerschappije,
Grieck, Iode, knecht, noch vrije
Noch Man, noch Wijf niet meer,
Ga naar margenoot+Want tsamen inden Heer,
En zijn zy al maer een:
Dus zijn wy t'elcken keer,
Door het gheloove, seer
Even groot, even kleen.
Ga naar margenoot+Och Man die voor my waeckt,
Ga naar margenoot+Godt schiep den Mensche naeckt,
Ga naar margenoot+Tot zijn beeld' excellent,
Als Adam sliep vervaeckt
Ga naar margenoot+Werdt hem een Wijf ghemaeckt,
Ga naar margenoot+Tot een hulpe bekent:
Ga naar margenoot+Bedroghen door Serpent
Ga naar margenoot+Bracht sy de sonde voort,
Ga naar margenoot+Hierom obedient
Mijnen wil en consent
Ga naar margenoot+Onder u macht behoort.
Ga naar margenoot+Tis waer, maer inder maet,
Ga naar margenoot+Want ghy my niet int quaet
Ga naar margenoot+En meught volghen onvroet,
Ga naar margenoot+T'gaet wel als elck den graet
Ga naar margenoot+Daer hy van Godt in staet
Ga naar margenoot+Beroepen wel voldoet:
Ga naar margenoot+Maer eylaes, met vleesch en bloet
Bezwaert, ick niet en kan,
Ga naar margenoot+Och lief om u behoedt,
Ga naar margenoot+Ghetreffen de mate goet,
Ga naar margenoot+Ghelijck als Sions Man.
Ga naar margenoot+Och Man, Godts heerlijckheyt,
Ga naar margenoot+Nae mijn beroep planteyt
Ga naar margenoot+Vind' ick oock by my schult,
Ga naar margenoot+Want hy is opgheleyt
Pijne, smert en arbeyt,
Ga naar margenoot+Maer als Godt dit vervult,
Te kleyn is mijn ghedult,
| |
[pagina 79]
| |
En mijn hulp' u te smal
In daghelijcks ghehult,Ga naar margenoot+
De schult hier van ghy sult
Mijn zwackheyt gheven al.Ga naar margenoot+
Meed' Erfghenamigh vat
Vander ghenaden schat
Des Eeuwigh levens ghyGa naar margenoot+
Verhaelt van zwackheyt wat,
Daerom leert Petrus, datGa naar margenoot+
Ick u moet woonen by,
Met wetenheyt seyt hy,
Dat Wijf haer eere gheeft:Ga naar margenoot+
Maer ick bekenne vry,
Dat ick al vele zy
T'onwetende onbeleeft.
Mijn Princelijck ghenoot,Ga naar margenoot+
Godt door zijn goetheydt groot,Ga naar margenoot+
Wil ons bevryden snel
Van allerley aenstoot,Ga naar margenoot+
Op dat wy totter dootGa naar margenoot+
Nae zijn heyligh opstelGa naar margenoot+
Beleven zijn bevel,
Dat is t'meeste profijt,Ga naar margenoot+
Wat alle dinck is wel,Ga naar margenoot+
Hebben wy nae t'ghequelGa naar margenoot+
Dat Hemelsche jolijt.
Een is noodigh. |
|