De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– Auteursrechtvrijop de wijse: Ick hoorde een water ruysschen.BArmherticheyt en vredeGa naar margenoot+
Van Godt den Vader soet,Ga naar margenoot+
En Iesu Christo mede,Ga naar margenoot+
Zy u voor eenen groet,Ga naar margenoot+
O Broeders goet van zede,Ga naar margenoot+
De liefde hebbe stedeGa naar margenoot+
By u in overvloet,Ga naar margenoot+
In alles wat ghy doet.
De liefd' is de hooft-sommeGa naar margenoot+
Van des ghebodts bediet,Ga naar margenoot+
Behoudens datse kommeGa naar margenoot+
Wt een reyn herte, siet,Ga naar margenoot+
Dat niet t'zijnen verdommeGa naar margenoot+
Hem yemandt en beromme
Teghen de waerheyt yet,
Twelck te vergheefs geschiet.
Tis prijselijck, wel vaten
T'gheloof aen Iesum Christ,Ga naar margenoot+
Maer ten mach al niet baten,Ga naar margenoot+
Soomen de liefde mist,
Al wist ghy schoon te praten
Wt die Schrift boven maten,
Sonder liefde, soo ist
Ydel den tijdt verquist.Ga naar margenoot+
Ydel is altemale
Mijn gheloof ende daet,
So ick de liefde fale,
Ten doet my al gheen baet,
| |
[pagina 74]
| |
Dus slaet, vrienden loyale,
Wel gade principale,
Of ghy, nae Christus raet,
Den wegh der liefden gaet.
Ga naar margenoot+Want siet de liefde vyerigh
Ga naar margenoot+Die is verstaet wel my,
Ga naar margenoot+Lanckmoedich, goedertierigh,
En niet afgonstigh vry,
Daer by, oock niet eergierigh,
Noch schalck, noch onmanierich,
Ga naar margenoot+Haer selven en soeckt zy
Ga naar margenoot+Niet, soo en moghen wy.
Sy en denckt na gheen schade,
Ga naar margenoot+Sy en verbittert haer
Ga naar margenoot+Oock niet, noch in het quade
Niet en verblijdtse, maer
In der klaer, en ghestade
Waerheyt vroegh ende spade,
Sy verdraghet al gaer,
En gheloovet al eenpaer.
Sy hopet, soo wy lesen,
Ga naar margenoot+Alle dingh, en verdraeght
Oock alle dinck midts desen:
O vrienden onvertsaeght
Iaeght, nae't volkomen wesen,
Ga naar margenoot+Dat is de liefde ghepresen,
Ga naar margenoot+Waer door elck wijse maeght
Ga naar margenoot+Den Bruydegom behaeght.
Ga naar margenoot+T'waer goet dat ick oock songe
Ga naar margenoot+Te zijn een ydel vat
Ga naar margenoot+Den Godsdienst, daer de tonghe
Niet in bedwanck is wat,
Op datmen die bedwonghe,
Ga naar margenoot+En dat niet meer en spronghe
Soet ende bitter nat
Te samen uyt een vat.
Ga naar margenoot+De tong in onse leden
Bevleckt al ons lichaem,
Een werelt vol boosheden
| |
[pagina 75]
| |
Dat is wel haren Naem,Ga naar margenoot+
Onbequaem, boose reden
Verderven goede zeden,Ga naar margenoot+
Dus vrienden vry van blaem,
Ghebruyckt woorden heylsaem.Ga naar margenoot+
Want elck sal reden ghevenGa naar margenoot+
Als den dagh comt aenboort,
Van dat hy heeft bedrevenGa naar margenoot+
Niet alleene, maer voort
Van elck woort, daer benevenGa naar margenoot+
Rechtveerdich suldy leven
Wt uwen woorden, hoort,Ga naar margenoot+
Oft verdoemlijck versmoort.Ga naar margenoot+
Hoe lang willen die sotten,
Sotten blijven altijdt?Ga naar margenoot+
En de spotters, tot spottenGa naar margenoot+
Hebben lust en jolijt?
Vermijdt, de boose rotten,Ga naar margenoot+
Broeders, en gaet niet tottenGa naar margenoot+
Spotbanck, want u habijtGa naar margenoot+
Daer vuyl wort, en verslijt.
Dus en laet u niet leyden
In ydel klap verdwaelt,Ga naar margenoot+
Want daerom op den HeydenGa naar margenoot+
Gods toorn neder daelt,
Verhaelt, en wilt verbreydenGa naar margenoot+
Malkanderen, onderscheydenGa naar margenoot+
De Schrift, die niet en faelt,Ga naar margenoot+
Maer vol klare waerheyt straelt.Ga naar margenoot+
Oorlof, ick wilde prijsenGa naar margenoot+
Der liefden hooghen ganck,Ga naar margenoot+
En der tonghen afgrijsen
Openbaren met sanck,Ga naar margenoot+
Vry vranck, moetmen bewijsenGa naar margenoot+
De liefde, sy moet rijsenGa naar margenoot+
Maer houden in bedwanckGa naar margenoot+
Moetmen die tonghe stranck.Ga naar margenoot+
Een is noodigh. |
|