De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– Auteursrechtvrijnae de wijse: Wilhelmus van Nassouwen, etc.ALs men aent reyn eersameGa naar margenoot+
Lichame, Christi net,
Wil wesen ten betame
Een aengename, let,
Het, is al eerst van noode
Van doode, wercken met moetGa naar margenoot+
Doen boet, dan van den broode
Crijght men een smake soet.Ga naar margenoot+
Godts woort seer soet van smaken
Can maecken, fraey ghesontGa naar margenoot+
De ziel in alle saken,
De spraken, uyt Godts mondtGa naar margenoot+
En kont, ghy niet verwerven,
Sterven, die sonde vry
Moet ghy, u lusten derven,Ga naar margenoot+
Doen dat Godts wille zy.
Godt wil dat elck hem wendeGa naar margenoot+
Wt blende, weghen glat,Ga naar margenoot+
Op dat elck met amendeGa naar margenoot+
Kende, de waerheyt plat,
En dat, elck generalich
Salich, soude zijn, want
Hy sandt, ons principalichGa naar margenoot+
Daerom zijn liefste pandt.
T'lief pandt, zijnen Soon eenich,
Int weenigh, dal hy quam,Ga naar margenoot+
Als een Dienstknecht verkleenigh,
Dit eenigh, suyver Lam,Ga naar margenoot+
Dat nam sWerelts misdaden,Ga naar margenoot+
Gheladen op hem ghetast:Ga naar margenoot+
Gheen last, en mach ons schaden,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 48]
| |
Ghelooven wy hem vast.
In't gheloove verstijven,
Beklijven, moetmen eest,
In Christus woorden blyven,
Dryven, sal dan Godts Gheest,
Maer waermen vreest, t'berenschen,
Der Menschen wanckelbaer,
Ga naar margenoot+Volkomen naer, Godts wenschen
En is gheen liefde daer.
Maer daer de liefd' opspruyten
Ga naar margenoot+Met haer virtuyten, sal,
Daer moet de vreese buyten
Besluyten, wat Godt beval,
Can liefde al te gader,
Den Vader, de liefde is,
Door Christum ons ontlader
Gheopenbaert ghewis.
De liefde is wel te prijsen,
Bewijsen, moet men haer,
Ga naar margenoot+Met werck in verjolijsen,
Doen rijsen, vyerich claer
Maer, die de liefde valen,
Die dwalen, ongestilt,
Godt wilt, dat wy betalen
Ga naar margenoot+Sijn groote liefde milt.
Liefde moetmen besteden,
In vreden, soo 't behoort,
Ga naar margenoot+Aen Gods ghehoorsame leden,
Die treden na zijn Woort,
En voort, aen yeghelijcken,
Dat blijcken, mach daer by
Dat wy, sonder afwijcken,
Zijn broederen Christi.
Ga naar margenoot+Christen Broeders wilt bouwen,
Door 'sGheests bedouwen, schoon,
Werpt niet wech u betrouwen,
Aenschouwen, wilt den loon,
Ga naar margenoot+De Croon' wert u ghegheven,
Bekleven, sal Godts knecht,
| |
[pagina 49]
| |
Den rechtveerdighen leven
Sijns gheloofs, soo Schrift seght.Ga naar margenoot+
De Schrift seght goederhandigh,Ga naar margenoot+
Soo wie vailjandich, hier,
Blijft tot den eynde volstandigh,
Brandich, int liefden vyer,
Sal schier, ghegheven wesen,Ga naar margenoot+
T'ghepresen, saligh lot,
Voor slot, vrienden, midts desen,
Blijft al bevolen Godt.
Een is noodigh. |
|