De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijOp de wijse: van den blinden Man.ALtijdt te treuren is gheen baet:Ga naar margenoot+
Door treuricheydt menigh vergaet,Ga naar margenoot+
In sneven,Ga naar margenoot+
Tooren verkort het leven,
Verblijden is den besten raedt.Ga naar margenoot+
Daerom wild ick wel komen voort
Met een Trompet, nieu onghehoort,
Van vreuchden,
Of yemandt mocht in deuchden
Zijn herte stichten met Gods woort.Ga naar margenoot+
Gheen Christen int nieu Testament
Ghebodt van treuren is bekent,
By tijden
Hy doch uyt medelijden,
Met den droeven tot droefheydt went.Ga naar margenoot+
Maer 't hert is noch vrolijck in GodtGa naar margenoot+
Door hope, want tis een ghebodt,
Verblijden:Ga naar margenoot+
Doch moetmen altijdts mijdenGa naar margenoot+
| |
[pagina 28]
| |
Ga naar margenoot+'sWerelts sondigh verblyden sot.
Ga naar margenoot+Des werelts droefheyt is oock noot
Te mijden, want sy werckt de doodt,
Ghemeene
Is haer droefheyt niet kleene,
Om nietigh dinck, dat sy acht groot.
Ga naar margenoot+Maer een Godlijcke treurigheydt
Ga naar margenoot+Behoeft haer wel, de Schrift oock seydt,
Sondaren,
(Laet dit ghebodt niet varen)
Weest ellendigh, draeght rouw, en schreyt.
V vreucht in droefheydt, u ghelach
Ga naar margenoot+Verandert in weenens gheklach,
Ga naar margenoot+Weest neder
Ga naar margenoot+Voor den Heer, die u weder
Ghenadelijck verheffen mach
Maer den gheloovighen eenpaer
Is in de groote blijde maer,
Van herten
Ga naar margenoot+Verblijdt, al lijdt hy smerten
Ga naar margenoot+Wtwendigh, ten valt hem niet zwaer.
Waerom is blijde 'sHeeren Bruydt?
Een Enghel quam beneden uyt
Den wolcken,
Een Blijschap allen volcken
Ga naar margenoot+Was zijn boodtschap met soet gheluydt
Een eeuwigh Euangelium
Bracht eenen Enghel Gods, liet om
Verkonden,
Ga naar margenoot+Hier binnen 'swerelts ronden,
Een boodtschap goet wel weerdich rom.
Wie en sal doch verblijden niet,
Dat sulcken bootschap is geschiet,
Te weten,
Daer alle Godts Propheten
Hertelijck nae verlanghen siet.
Ga naar margenoot+Ia selfs den Engelen ghelust
Te sien, dat in d'eeuwighe rust
Den Mensche
| |
[pagina 29]
| |
Mach komen vry te wensche,
Die dat maer soecken ongheblust.
Dese ghenade in Christo soet,Ga naar margenoot+
Ons nu verschenen, ons ghemoet
VerheughenGa naar margenoot+
Wel mach, jae wy en meuchenGa naar margenoot+
Niet treuren hier, watmen ons doet.
Al zijn wy eenen droeven hoopGa naar margenoot+
Hier aenghesien in s'werelts loop
Verstroylijck,
Soo zijn wy altijts vrolijck,
Te zijn Gods eyghendom door koop.
Is Christus onse, en zijn wy sijn,
Schenckt hy den troostelijcken Wijn
Der zielen,
Laet ons door hem vernielenGa naar margenoot+
Druck, sorgh, en vreese vol ghepijn.
Lijden wy door vervolgh gheween,
Christus en laet ons niet alleen,Ga naar margenoot+
Wy sullen
Namaels lachen met vullen
Mondt, en daer wert meer droefheyt geen.
Ofter veel wijcken vanden padt,
Men kan doch niet beteren dat,
Met treuren,
T'naloopen niet ghebeuren
En mach in sulcke weghen glat.
Soo yemandt onghemack hier lijdt,Ga naar margenoot+
En hem in singen niet verblijdt,
Sal bidden,
Op dat hy mach uyt midden
Sijner banautheyt zijn bevrijdt.
Maer isser yemandt wel ghemoedt,
Dat hy met Psalmen versoetGa naar margenoot+
Sijn sinnen,
En vermaecke van binnenGa naar margenoot+
Den mensch, die met Gods woort hem voedt.Ga naar margenoot+
In uwer herten singt en speelt,
In Christi name, niet en heelt,
| |
[pagina 30]
| |
Des Vaders
Lof, prijs en danck mitsgaders
Ga naar margenoot+Dat synen Gheest also beveelt.
'T woordt Christi wel weerdigh geleert,
Ga naar margenoot+Moet onder u reyn onverseert
Rijck wonen,
Dat ghy als wijse sonen,
Oprecht den naem uws Vaders eert.
Wel hem, wiens hert op hem vertoeft,
Ga naar margenoot+Hert-liefdigh is hy doch, en proeft
Ga naar margenoot+De nieren,
Ga naar margenoot+Van al 's Menschen verzieren
Ga naar margenoot+Hy geen getuyghenis behoeft.
Dus uyt oprechter liefden heet,
Ga naar margenoot+Laet ons den Heere, die't al weet,
Ghenaken
Ga naar margenoot+Met der herten en maken
Ga naar margenoot+Voor hem gheen ydel mondt-ghebleet.
Godt wijst sulck singhen al van hem,
T'wel singen is niet in de stem
Gheleghen,
Wel hem die kan te deghen
Ga naar margenoot+T'nieu Liedt in't nieu Ierusalem
Dit konnen s'Lams navolghers doch,
Ga naar margenoot+In welcker mont is gheen bedroch
Ghevonden,
Maer siet, een knecht der zonden
Kan niet het nieu ghesinghen noch.
Men mach wel singen altemet,
Ga naar margenoot+Maer staedich wesen int gebedt,
Ga naar margenoot+Wy souden
Ga naar margenoot+Bidden sonder ophouden,
Ga naar margenoot+Leert Christus in de nieuwe Wet.
Ga naar margenoot+Het bidden is seer noodigh wis,
Ga naar margenoot+Om wijsheydt en vergevenis,
Ga naar margenoot+Ghestade,
Wy loven Gods ghenade,
Om soecken Een dan noodigh is.
Een is noodigh. |
|