De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– Auteursrechtvrijop de wijse: Gheeft my te drincken na mijnen dorst.AL die om strijden hebben lust,
Spoet u en wilt den hoop vermeeren,
Als fraey Soldaten hoop vermeeren,
Leght af alle dijn oude cleerenGa naar margenoot+
Van u eyghen wercken, omkeerenGa naar margenoot+
Moet ghy, en leeren, strijden in't veldt,Ga naar margenoot+
Met den Coninck den Heer der Heeren,Ga naar margenoot+
Die over al heeft groot gheweldt.Ga naar margenoot+
Sijn baniere staet opgerechtGa naar margenoot+
Onder den Heydenen verheven,Ga naar margenoot+
Comt zijdy Slaef of eyghen knecht
Maeckt dat ghy hier zijt opgheschreven,
De vryheyt sal u zijn ghegheven,Ga naar margenoot+
Iae oock het leven, al waert ghy doodt,
Wilt ghy hem ghehoorsaem aencleven,Ga naar margenoot+
En ghelooven zijn woorden bloot.
Sijn Basuynen die zijn ghehoort
Over de werelt in alle hoecken,Ga naar margenoot+
Comt al die wil, dus luyt zijn woort,Ga naar margenoot+
Hy en wil gheen persoon uytsoecken,Ga naar margenoot+
Maer al die willen sal hy vercloeckenGa naar margenoot+
Alsoo zijn boecken, ghetuyghen klaer,
Maer die hem dient, en mach niet roeckenGa naar margenoot+
Hier op zijn leven, tis openbaer.Ga naar margenoot+
Vader, Moeder, Wijf ende Kint,
Suster en Broeders moetmen haten,Ga naar margenoot+
Want wie yet boven hem bemint,Ga naar margenoot+
Is hem onweerdigh wilt dit vaten,
| |
[pagina 18]
| |
Maer die't om zijnen wil al verlaten,
Ga naar margenoot+Het sal haer baten, seer vele, want
Ga naar margenoot+Tot Coninghen al zijn Soldaten
Ga naar margenoot+Croont hy in't nieuwe beloofde lant.
Ga naar margenoot+Elck Krijghsman moet besneden zijn,
Ga naar margenoot+In't verborghen wesen een Iode,
Ga naar margenoot+Niet vleeschelijck de wapen dijn
Ga naar margenoot+En zy, maer nae de Schrifts ghebode,
Moet zy wesen machtigh voor Gode,
Ga naar margenoot+Datmen uytrode // ende treft,
Al wat hem hier in aller node,
Teghen Gods kennisse verheft.
Wilt in de macht, die Godt u gheeft,
Ga naar margenoot+V lenden met de waerheyt stijven,
Ga naar margenoot+Staet aenghetoghen met den kreeft
Der gherechticheyt tot beclijven,
Om t'Euangelium te drijven,
Wilt altijdt blijven, gheleerst, gheschoeyt,
Bekleet inwendigh uwe lijven
Met de liefde, die vyerich gloeyt.
De Hope der salicheyt wilt
Ga naar margenoot+V tot eenen Helm opstellen,
Ga naar margenoot+Grijpt aen voor alle dinck den Schilt
Des gheloofs, als strijdtbaer ghesellen,
Die vyerige pijlen der Hellen,
Al sonder quellen // condt ghy subijt
Daer me uytblusschen met versnellen,
Loopt dus verduldich tot den strijt.
Ga naar margenoot+Met tsweert des geests strijt onvertsaegt
Gods woorden draegt, in sherten gronden,
En ziet dat ghy in als behaeght
Vwen Hooftman tot allen stonden,
Die aertsche leden, t'lichaem der sonden,
Ga naar margenoot+Doodt met veel wonden // nae den heesch,
Ga naar margenoot+Wilt ghy een vroom heldt zijn bevonden,
Ga naar margenoot+Doodt al de wercken van het vleesch.
Ga naar margenoot+Wie dient, die neme zijn dienen waer,
Ga naar margenoot+Wie over den Heyrlegher reene,
Ga naar margenoot+Ghestelt is tot een wachter daer,
| |
[pagina 19]
| |
Dat hy waerschouwe groot en cleene,Ga naar margenoot+
Weest nuchterrn, waeckt alghemeene,Ga naar margenoot+
Want sterck te beene // den vyant is,Ga naar margenoot+
Wie buyten t'Legher gaet alleene,
Als Dina wandelt onghewis.Ga naar margenoot+
Princelijcke strijders vailjant,
Volhert in dat ghy hebt begonnen,Ga naar margenoot+
Tot dat ghy den laetsten vyant
De doodt sult hebben overwonnen,Ga naar margenoot+
Palm en Kroon salmen u jonnen,Ga naar margenoot+
Men soud' niet connen bedincken vroet,Ga naar margenoot+
Hoe ghy als de klaerheyt der SonnenGa naar margenoot+
In't rijcke Gods sult blincken soet.Ga naar margenoot+
Een is noodigh. |
|