Bucolica en Georgica, dat is, Ossen-stal en Landt-werck(1597)–Karel van Mander– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Graf-schrift Virgilii, door den vertaelder. Mannia was mijn boorten plaets, mijn lust De sangh-Godins, die my tot dichten dronghen T'veldt-liedt heb ick, als Theocrijt, ghesonghen T'landt voor Meceen, de wapen voor August. Calaber heeft mijn leven uytgheblust, Te Parthenoop houdt marber my bedwonghen: Maer niet en sterft mijn g'rucht op Menschen tongen Voor dat den nacht den dach te volghen rust. Beschaemd'lijk stout, en eerbaer was mijn wesen, Mijn versen macth een Maeght onblosich lesen: Des mijnen naem luydt Maeghdich in Latijn. Mijn werck gheleeck my self ongh'lijck van allen: Wiens werck onsterck in Lethes comt te vallen, T'mijn sal altijdt in eer en weerden zijn. Vorige Volgende