Bucolica en Georgica, dat is, Ossen-stal en Landt-werck(1597)–Karel van Mander– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina A5v] [p. A5v] Op de vertalinghe van de Eclogas, ende Georgica Virgilii, door Karel van der Mander. Sonnet. De soet singhende Swaen die van de Roomsche stranden Ghy aerdich by ons loct door u Liers soete dwanck, Behoord' sijn vleughels niet te laten gaen in swanck, Nu Mars verwoedtcheyt soeckt ons' vrijheyt te doen stranden. Want het krijghel ghehoor der Belgische verstanden Voor de Poëten doof en haer constich ghesanck, Behaeght sich slechs alleen in der Trompetten clanck, Een schricklijck voorbood' van Libitinaes branden. In dees bedroefd' en boos, en ondanckbare tijt, Sult ghy de wel-verdiend' eer niet ontfaen, o Mander: De Neerlanders zijn doch niet dan vreemd'lingen meer. Maer soo dees rasery sy eenmael werden quijt, En de Neerlander weer sal worden een Neerlander, Dan sal u Nederlandt storten een vloet van eer. Door Cornelis Taemssoon. Van Hoorn. Vorige Volgende