| |
| |
| |
Hoofdstuk XXIX
Keller wachtte een ogenblik en klopte opnieuw. Toen er niet geantwoord werd, probeerde hij de deur te openen, maar deze was afgesloten. Hij begreep, dat hij te laat was. Oberon moest al naar de eetzaal gegaan zijn en wat hij met hem bespreken wilde, moest wachten. Misschien kwam alles toch nog in orde, als hij eerst Oberon maar ervan kon overtuigen, dat hij zich vergist had. Ieder normaal mens zou zijn verklaring accepteren, maar was Oberon normaal? Langzaam liep Keller in de richting van de eetzaal. Hij verweet zichzelf, dat hij niet eerder geprobeerd had om Oberon tot rede te brengen. Hij had zelf een fout gemaakt om het niet in de eerste plaats met hem uit te praten, toen Oberon hem zijn ultimatum stelde. Toen had hij zijn kans gehad en had die verspeeld door zich beledigd te voelen. Had hij zich toen van Oberons woorden niets aangetrokken, maar open kaart gespeeld, misschien dat alles dan anders was gelopen. Zijn fout was geweest, dat hij Oberon onderschat had.
Bij de ingang van de eetzaal keek hij even rond. Hij zag Oberon aan tafel zitten en even ontmoetten hun ogen elkaar. Het leek alsof er iets triomfantelijks in Oberons blik school.
Keller liep naar zijn eigen tafel, waar de Van Beverens en de Hartogs al zaten. Helen kwam juist op dit ogenblik met Lucy de zaal binnen. Bij de deur gingen zij uit elkaar en ieder naar haar eigen tafel. Kapitein Kramer kwam binnen samen met
| |
| |
stuurman Merkel. Kramer zei nog iets tegen Merkel en ook zij liepen naar hun plaatsen.
Wilkins was laat, de soep werd reeds geserveerd toen hij haastig binnenkwam en tegenover Oberon plaats nam. Keller zag, dat hij een paar woorden tegen Lucy zei, die begon te lachen. Doordat Gré Hartog iets tegen hem zei over het dektennissen, had hij niet kunnen verstaan wat Wilkins gezegd had. Hij keek naar Oberon en zag dat die zwijgend at. Iets in de houding van Oberon zei Keller, dat de ontknoping niet lang op zich zou laten wachten. Hij had een gevoel, alsof er elk ogenblik iets zou kunnen gebeuren, dat Oberon tot een fatale actie zou aanzetten.
Hij trachtte te luisteren naar wat Wilkins vertelde. Het was de een of andere anekdote en toen hij ophield met spreken, begonnen allen aan zijn tafel te lachen. Allen behalve Oberon, zag Keller. Het moest ook Wilkins opgevallen zijn, want nu betrok hij Oberon in het gesprek.
De steward haalde de soepborden weg en in de stilte, die een ogenblik aan zijn tafel heerste, hoorde Keller Wilkins aan Oberon vragen: ‘Bevalt het u dan niet langer in de stad, meneer Oberon?
Duidelijk hoorde hij Oberons antwoord.
‘Nee, ik denk er hard over op het land te gaan wonen. Ik bezit nog een aardige buitenplaats, niet ver van de stad.’ Hij zweeg even en voegde er toen als een ingeving aan toe: ‘Het heet San torna, misschien kent u het wel.’
Er viel een doodse stilte. Oberon had luid gesproken, zo luid, dat het duidelijk aan hun tafel verstaanbaar geweest was. Keller begreep, dat Oberon dat opzettelijk had gedaan, hij zag hoe Helen verschrikt naar hem keek, maar hij wist dat hij machteloos was de gang van zaken nu te remmen. Hij keek naar Lucy en zag dat zij Oberon verbaasd zat aan te kijken. Toen zei Wilkins kalm: ‘Maar Santoma is toch bewoond, daar wonen toch de ouders van mevrouw Helmers?’
| |
| |
Oberon knikte. ‘Ja, nog wel.’
‘Hoe bedoelt u dat? Nog wel?’
‘Helmers zal dan maar wat anders moeten zoeken,’ zei Oberon.
‘O, nee,’ zei Lucy. Ze was doodsbleek geworden en staarde Oberon aan alsof hij een geestverschijning was.
‘Ik ben bang van wel,’ zei Oberon.
‘Maar dat kan niet, Santoma is toch ons eigendom?’
Oberon begon te lachen.
‘Hebben ze u dat wijsgemaakt? Dan zal ik u eens gauw uit de droom helpen. Uw vader heeft al een halfjaar geleden de hele zaak aan mij verkocht. Hij scheen toen geld nodig te hebben. Ik heb hem er maar laten wonen zolang, maar nu zal hij er toch af moeten.’
Lucy was opgestaan. Ze leunde voorover naar Oberon toe.
‘U wilt vader van Santoma wegjagen?’ vroeg ze met woede in haar stem. ‘Dat is een schoftenstreek,’ voegde ze er bitter aan toe.
‘Weet je wel tegen wie je spreekt?’ vroeg Oberon woedend.
‘U kunt zo niet tegen mevrouw Helmers spreken,’ zei Wilkins scherp. ‘U gaat te ver meneer Oberon.’
Oberon keek hem minachtend aan. Keller zag, dat hij zich niet meer kon beheersen.
‘Ik heb het advies van een nikker niet nodig,’ zei Oberon snijdend.
Het was even doodstil. Toen zei Wilkins: ‘Een opmerking, die uit uw mond wel heel vreemd aandoet.’
‘Wat bedoel je?’ vroeg Oberon, terwijl hij half opstond.
‘U weet heel goed, wat ik bedoel,’ zei Wilkins kalm.
Oberon boog zich voorover en sloeg Wilkins met de vlakke hand in het gezicht. Kapitein Kramer stond op en zei scherp: ‘Meneer Oberon, gaat u onmiddellijk naar uw hut. Ik wil u in ons gezelschap niet langer hebben. U zult uw hut niet verlaten, voordat we op Curaçao zijn aangekomen.’
| |
| |
‘Dat is het toppunt!’ zei Oberon. ‘Denkt u werkelijk, dat ik me door een rotkapiteintje van een gammel vrachtbootje de les laat lezen? Dat kost je je baantje, man.’
Kramer stond hem strak aan te kijken.
‘Wanneer u op Curaçao bent, kunt u doen wat u wilt, maar nu gaat u naar uw hut en onmiddellijk.’
Oberon ging zitten en begon smalend te lachen.
‘Dit is te gek,’ zei hij en bulderde het uit, ‘man, je graaft op deze manier je eigen graf. Ik zou maar direct mijn excuses aanbieden, misschien zie ik het dan nog door de vingers.’
Kramer gaf Merkel een wenk. De stuurman hees zijn geweldige lichaam uit zijn stoel en liep met een grijnslach op zijn gezicht op Oberon toe.
‘Kom jij maar eens mee, mannetje,’ zei hij.
‘Je bent gek, hou je poten thuis. Ik zal...’
‘Je zult niets vrindje,’ zei Merkel. Hij greep Oberon om zijn middel en zette hem met een ruk overeind. Toen pakte hij hem bij de arm, er was even een vlugge beweging en er klonk een kreet van pijn. ‘En nou maar vlug lopen, vrindje,’ zei Merkel.
‘Stop, verdomme, je breekt mijn arm.’
‘Ja, dat komt ervan,’ zei Merkel. ‘Vooruit, mijn eten wordt anders koud.’
Oberon, die zich machteloos in de greep van de stuurman voelde, koos de wijste partij. Even later waren beide mannen uit de eetzaal verdwenen.
‘Ik moet u beiden mijn verontschuldigingen aanbieden,’ zei Kramer terwijl hij weer ging zitten, ‘ik had eerder moeten ingrijpen, dan was dit niet gebeurd.’
Lucy zei niets. Ze was weer gaan zitten en staarde met een nietsziende blik op haar bord. Keller liep naar haar toe. ‘Wil je misschien liever naar je hut gaan?’ vroeg hij.
Ze keek naar hem op en hij zag, dat ze tranen in haar ogen had. Ze knikte. Keller wierp even een blik op Kramer, die onmiddellijk zei: ‘Als u iets nodig mocht hebben, mevrouw
| |
| |
Helmers, dan sta ik tot uw beschikking. Het spijt me ontzettend, wat hier gebeurd is, maar het is de laatste maal, dat verzeker ik u.’
Lucy stond op en Keller nam haar bij de arm.
‘Een ogenblik,’ zei Wilkins, ‘ik zou u straks graag hierover willen spreken. Misschien, dat ik een oplossing weet.’
‘Goed,’ zei Keller, ‘ik zie u straks aan dek.’ Hij leidde Lucy, die niets van wat er om haar heen gezegd werd scheen te horen, zachtjes de zaal uit. Ze liepen zwijgend de gang door naar haar hut, waar zij op een stoel neerviel. Opeens zei ze: ‘Als hij dat doet, vermoordt hij vader. Je kunt je niet voorstellen, wat het voor hem zou betekenen Santoma, waar hij geboren is, te moeten verlaten. Het moet hem belet worden, maar ik zou niet weten op welke manier.’
‘Wilkins scheen een plan te hebben,’ zei Keller.
Ze ging opeens overeind zitten. ‘O, ja? Ik heb het niet gehoord. Ik was te veel geschrokken. Wat zei hij dan?’
‘Hij wil me straks spreken,’ zei Keller, ‘meer weet ik op het ogenblik ook niet.’
‘Maar laten we dan naar hem toegaan. We kunnen hier niet blijven zitten.’
‘Laten we even wachten tot het eten is afgelopen. Wist je niet, dat je vader plannen had het huis te verkopen?’
Ze schudde haar hoofd.
‘Ik zou het nooit geloofd hebben als iemand het me verteld had. Maar Oberon blufte niet, het moet waar zijn. Ik weet van vaders financiën zo weinig af, wel dat het niet altijd zo goed scheen te gaan, maar hij sprak daar haast nooit over. Een halfjaar geleden, dat was dus op het ogenblik dat ik het telegram zond om geld. God, Otto, dat moet het zijn. Het duurde een paar dagen voor het geld kwam. Vader had het natuurlijk niet, ik dacht dat hij het wel zou kunnen opnemen, maar dat hij verkopen moest, had ik nooit gedacht. Ik kan me wel voorstellen, hoe het gegaan is, er is natuurlijk niets zwart op wit. Zo is
| |
| |
vader. Die heeft vertrouwen in de mensen en wordt er dan de dupe van. Hij is natuurlijk op Oberons woord afgegaan, dat hij er kon blijven wonen en hoopte het misschien nog eens van hem terug te kunnen kopen.’
‘Maar Oberon heeft andere plannen,’ zei Keller, ‘en voor hem speelt een belofte geen rol. Ja, zo zal het wel gegaan zijn.’
Ze zaten een poosje zwijgend naast elkaar. Toen zei Keller: ‘We kunnen nu wel aan dek gaan en daar op Wilkins wachten.’ Lucy stond op. De hoop, dat er nog een mogelijkheid bestond Oberons plannen te dwarsbomen, gaf haar nieuwe moed.
Ze namen een paar dekstoelen mee naar een beschaduwd plekje. Het schip ploegde rustig voort door de krachtige maar niet hoge golfslag. Op de toppen van de golven vormden zich witteschuimranden, die langzaam omkrullend, voorde golf omtuimelden. Wilkins het niet lang op zich wachten. Ze zagen hem snel lopend op hen toekomen. Keller trok nog een dekstoel bij.
‘Zo,’ zei Wilkins, ‘nu kunnen we de zaak eens bespreken. Vertelt u me nu alles wat u weet van die verkoop.’
‘Dat zal ik doen,’ zei Keller en vertelde wat er zich tussen Oberon en hem in Oberons hut had afgespeeld. Hij liet geen bijzonderheden weg en Lucy zat hem verbaasd aan te kijken. Toen hij vertelde, wat er met Munster gebeurd was, knikte Wilkins begrijpend. Hij zei: ‘Het past precies in de voorstelling, die ik mij al van de man gemaakt heb. Nu zal ik u eens wat voorstellen. Wat er aan tafel gebeurd is, geeft mij het recht een aanklacht tegen hem in te dienen wegens mishandeling en belediging. Oberon heeft zich ditmaal vergaloppeerd. Ik geloof niet, dat zijn maatschappij een schandaal als dit ongetwijfeld zou worden, zou voorbijzien. Natuurlijk speculeert hij erop, dat ik van de zaak geen werk zal durven maken. Juist om het schandaal. Daar vergist hij zich in.’ Hij zweeg even als om na te denken. Toen vervolgde hij: ‘Ik weet niet waarom uw vader zich niet tot mij gewend heeft, toen hij in geldnood zat. Wij waren heel goede vrienden en ik was in staat geweest hem te
| |
| |
helpen. Misschien wist hij mijn adres niet, maar misschien heeft hij Oberon vertrouwd. Gelukkig is het nog niet te laat. Oberon zal zijn eigendom wel aan mij willen o ver doen denk ik, als we eens rustig gesproken hebben. Ja, dat geloof ik zeker. Hij zal wel spartelen en schelden, maar toch wel inzien, dat er voor hem deze keer geen keus overblijft,’ zei Wilkins lachend.
‘O, dokter,’ zei Lucy, ‘denkt u dat dat mogelijk zou zijn?’
‘Ja,’ zei Wilkins. ‘Laat u die zaak maar eens aan mij over. Ik ben blij dit voor een oude vriend te kunnen doen. En ook voor u,’ voegde hij eraan toe. Hij stond op. ‘Ik ga nu eerst eens met kapitein Kramer spreken,’ zei hij.
Lucy zei niets, maar uit haar ogen straalde de dankbaarheid hem als beloning tegen. Wilkins glimlachte en draaide zich om. Ze keken hem na toen hij vlug over het dek wegliep. Toen keken ze elkaar aan.
‘Denk je dat het zal lukken?’ vroeg Lucy.
‘Ja,’ zei Keller, ‘dat geloof ik zeker. Wat een geluk, dat we Wilkins aan boord gekregen hebben.’
‘Het verandert waarschijnlijk niets aan de moeilijkheden van Helen en die van Paul Munster,’ zei Lucy nadenkend.
‘Voor Paul is het niet zo erg, die vindt toch dat hij lang genoeg op Curaçao geweest is. En voor Helen? Ik weet het niet. Misschien is het een les voor Oberon om zich wat meer te beheersen. Hij zal nu wel inzien, dat hij niet altijd zijn zin kan doordrijven.’
‘Misschien,’ zei Lucy.
‘Morgen zijn we op Curaçao,’ zei Keller, ‘wat lijkt het lang geleden, dat we uit Holland gingen en het is toch nog maar zo kort.’ Hij nam haar hand in de zijne en streelde zacht haar vingers. ‘Eigenlijk is het mijn schuld, dat je die narigheid hebt moeten ondervinden,’ zei hij.
Ze lachte. ‘Je kon er toch niets aan doen?’
Hij dacht aan de eerste keer, dat hij Helen ontmoet had en voelde zich toch wel een beetje schuldig.
| |
| |
‘Bovendien,’ voegde ze eraan toe, ‘als dit niet gebeurd was, dan was het niet uitgekomen, wat er met Santoma aan de hand was. Dus je hoeft jezelf geen verwijten te maken.’
Het begon donker te worden. Boven hun hoofd gloeide het deklicht aan. Aan de horizon werd de lucht lichter.
‘Wat is dat?’ vroeg Keller.
‘De maan,’ zei Lucy, ‘heb je die nog nooit op zien gaan?’
Keller lachte. ‘Niet op zee,’ zei hij.
‘Heel diplomatiek,’ zei Lucy, ‘ik zal maar niet verder vragen.’
‘Daar is hij,’ zei Keller, toen een klein licht randje boven de horizon uitkwam, ‘kijk, je kunt hem zien klimmen.’
Na een paar minuten was al een geweldig grote halve bol boven de horizon uitgerezen.
‘God, wat is hij groot,’ zei Keller, ‘we moeten er dichterbij gekomen zijn.’
‘Ach wat,’ zei Lucy, ‘de maan is hier altijd reusachtig als hij opkomt. Hoe hoger hij staat, des te kleiner lijkt hij.’
‘Maar zo oranje heb ik hem toch nog nooit gezien,’ zei Keller.
‘Nou wordt het echt romantisch,’ zei Lucy, ‘leuk hoor.’
‘Ja, dat zou kunnen als ik tenminste een aardig meisje had, dat er met me naar wilde kijken.’
‘Jammer, he?’ zei Lucy en in haar toon klonk haar nauwelijks bedwongen vrolijkheid door.
‘Een meisje waarmee ik zou willen trouwen bijvoorbeeld,’ ging Keller met het spel door.
‘Ja, en nou is er alleen maar een gescheiden vrouw. Wat een strop.’ Ze lachte ineens hardop.
‘In godsnaam dan maar,’ zei Keller met een zucht, ‘kom hier.’
Na een ogenblik maakte Lucy zich uit Kellers omhelzing los.
‘Dat was niet helemaal volgens afspraak, meneer Keller,’ zei ze.
‘Ik heb daar niets van gemerkt,’ zei Keller, ‘hebt u er spijt van?’
Ze nestelde zich tegen hem aan. ‘Nee,’ zei ze zachtjes.
| |
| |
Wilkins kwam met een vrolijk gezicht naar hen toe.
‘De zaak is voor elkaar,’ zei hij, ‘zwart op wit met getuigen en al. Officieel heet het, dat Oberon zijn excuses heeft aangeboden, maar in werkelijkheid heb ik hier in mijn zak een papier, dat van meer waarde zal blijken te zijn.’
Lucy was opgesprongen en sloeg haar armen om zijn hals. ‘Dank u wel, dank u wel...’ stamelde ze en gaf hem een kus.
Wilkins schudde glimlachend Kellers hand, terwijl hij opmerkte: ‘Ik heb me een vrijheid gepermitteerd, die jullie me misschien wel wilt vergeven. Ik heb Oberon namelijk duidelijk gemaakt, dat hij zich wat zijn vrouw betrof vergiste en ik moest hem toen wel vertellen, hoe het tussen jullie staat... Ik hoop, dat je het mij niet kwalijk neemt.’
‘Maar...’ zei Lucy, ‘er bestaat tussen ons niets.’ Het was te donker om te zien, dat ze bloosde.
‘Zo,’ zei Wilkins droog, ‘nou, dan heb ik me vergist. Maar het heeft evengoed zijn uitwerking niet gemist. En wat Munster betreft geloof ik ook wel, dat die zich niet langer bezorgd hoeft te maken. Oberon mag dankbaar zijn, dat Munster geen aanklacht tegen hem heeft ingediend, want ik geloof niet dat de maatschappij het zo licht zou hebben opgenomen, als ik eens een verhaaltje had verteld. Oberon zag dat gauw in, dat kan ik je verzekeren.’
|
|