‘Heb je er bezwaar tegen?’
Goedhals begon te lachen.
‘Behalve dat het me geld kost, nee. Het is alleen jammer, dat het zo gauw afgelopen is.’
‘Denk je dat?’ vroeg Keller, een beetje minachtend.
‘Ja, dat denk ik.’
‘Op wat voor grond?’
‘Omdat het meestal zo gaat. Het moest volgens elke berekening óf Helen óf Lucy zijn. Goed, nu is het dus Lucy. Zolang we aan boord zijn is dat prachtig, romantisch zou ik haast zeggen, maar als we eenmaal op Curaçao aangekomen zijn, wordt het, gezien in het heldere licht van het tropenzonnetje, wel anders. Dan gaan jullie om te beginnen ieder je eigen weg. Lucy naar haar ouders en jij op een kantoor. Alles is nieuw voor je, de omgeving, de mensen, de gewoonten.’
‘En zou mij dat Lucy doen vergeten, denk je?’
‘Nee, niet in het begin. Maar kun je jezelf zien, als je bij een Curaçaose familie op bezoek gaat? Nee, natuurlijk niet. Ten eerste de taal. Ze spreken onder elkaar papiaments. Soms zelfs als je erbij bent. Je voelt je dan een vreemde.’
‘Dan leer ik ook papiaments.’
‘Ja, daar gaat toch wel een tijdje overheen. Dan zijn er de gewoonten, waar je vreemd tegenover staat. De familie, de kennissen. En aan de andere kant zul je uitgenodigd worden bij je Hollandse collega's, hun familie en kennissen ontmoeten. Ik ken je niet goed genoeg Keller, maar ik betwijfel of het stand zal houden.’
‘Je hebt misschien wel gelijk, ik kan dat natuurlijk niet beoordelen, maar ik geloof toch dat je het erg somber inziet.’
‘Het spijt me voor je kerel, maar ik spreek uit ervaring. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, maar je weet toch ook wel dat zoutwaterliefde haast spreekwoordelijk geworden is. Daarom had ik Kever gezien, dat het Helen geweest was. Dan was het een vrolijk afscheid geworden, met een mooie herinnering,