‘Ze is flauwgevallen, ik weet niet wat ik doen moet. Ga toch alsjeblieft even mee.’
‘Goed.’ Zonder een woord tegen Oberon te zeggen, haalde ze een kamerjas te voorschijn en begon die aan te trekken. Fortuin stond half in de deuropening. ‘Zo, laten we dan maar gaan.’ Even keek ze de hut rond of ze iets kon meenemen. Maar wat?
Ze liepen zo snel ze konden zonder te vallen naar Fortuins hut. Het licht brandde er en op een stoel lag Emmy. Ze was buiten kennis.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Helen.
‘Ik weet het niet,’ zei Fortuin radeloos.
‘Geef me eens een kussen. Ik geloof dat ze weer bijkomt.’
Plotseling rees een vermoeden in haar. Maar dat was al te zot. Hoelang had ze de Fortuins gekend? Drie, vier jaar? Ze hadden nooit over kinderen gerept. Het was iets, waar ze voor zover zij wist nooit aan gedacht hadden. Ze keek op Emmy neer en zag hoe die de ogen opgeslagen had en haar met een verwonderde uitdrukking lag aan te kijken.
‘Gaat het wat beter?’ vroeg Helen en tegen Fortuin: ‘Geef eens een glas water.’ Ze trok een stoel bij en ging naast Emmy zitten. Emmy bleef haar verwonderd aankijken. Eindelijk vroeg ze: ‘Wat is er gebeurd? Ik ben vroeger nooit zeeziek geweest. Maar opeens begon het schip zo raar te draaien en werd ik misselijk. En plotseling wist ik niets meer.’
Ondanks haarzelf moest Helen lachen. Ze keek Emmy aan en vroeg: ‘Zou het mogelijk zijn, dat je in verwachting bent?’
Even was het stil, toen zei Fortuin aarzelend: ‘Maar... flauwvallen...’
Helen schoof haar stoel achteruit.
‘Jullie zijn net kleine kinderen in plaats van volwassen mensen. En jij helemaal,’ zei ze tegen Fortuin.
‘Ja, maar, het is toch niet normaal?’
‘Nee, maar het is toch ook niet iets waar je zo van overstuur