kunnen vertellen wat er gebeurd is. Ik hoorde dat je je hut niet uit mag?’
‘Dat is juist juffrouw Benting,’ zei Fuchs. ‘Meneer Heuveling heeft zich hierin geschikt. Hij ziet zelf in, dat ik niet anders kan.’
‘Het zal wel niet voor lang zijn,’ zei Suzy.
‘Dat hoop ik,’ zei ik. ‘Ik zal niet gerust zijn voordat die kerel van boord is.’
‘U kunt dat gerust aan ons overlaten,’ zei kapitein Fuchs kalm.
‘Ik vind het allemaal grote nonsens,’ zei mevrouw Benting kwaad, ‘Kom nu Suzy, ik blijf hier niet langer.’
Maar zo gedwee volgde Suzy haar toch niet. Ze kwam dicht bij mij staan en hief haar armen op en ik kuste haar, niet lettend op de kreten van protest, die mevrouw Benting liet horen. Kapitein Fuchs lachte nu openlijk.
‘Het is geen afscheid voor het leven,’ zei hij.
Even later waren wij alleen.
‘En nu meneer Heuveling, moet ik u verzoeken naar uw hut te gaan, ik heb mijn werk te doen en heb al te veel tijd verloren. Maar het was de moeite waard,’ liet hij er glimlachend op volgen.
‘U belooft me...’ begon ik.
‘Ik beloof u, dat ik, zodra ik ook maar iets meer weet aan uw kamerarrest een einde zal maken. Hebt u iets te lezen bij u?’
‘Ja, dat heb ik. Ik dank u kapitein, voor de buitengewoon prettige manier waarop u deze onaangename geschiedenis behandelt.’
Hij wuifde het compliment weg en zei: ‘Ik kan natuurlijk niet zeggen, dat ik het met genoegen doe. Dat kan pas als ik weet dat Donkers buiten gevaar is. En misschien gebeurt dat heel gauw.’
Maar ondanks zijn vriendelijke woorden was kapitein Fuchs een zeer plichtsgetrouw man.
Toen ik mijn hut binnengegaan was en op een stoel was gaan zitten om nog eens rustig na te denken of er ergens in mijn onderbewustzijn geen herinnering verborgen was aan de nachtelijke episode die mij ontgaan was, hoorde ik buiten de hut regelmatige voetstappen van een man, die heen en weer op de gang liep. Kapitein Fuchs liet niets aan het toeval over, zoals hij gezegd had.’