maken met dat stomme lachen, dan konden er mogelijk slagen vallen als van een heiblok. Maar er gebeurde wat anders. Dove Gert wier niet kwaad. Hij stong op en kwijlde toen hij z'n mond open deed.
‘Chef,’ kloeg de Dove, ‘Chef, jij kan me helpen, jij allenig. 'k Zit hier al zeven uren in de smarten, en niks helpt, zelfs een ingegraven ei van Witte Donderdag niet. En nou heeft Mieke Kastelein me gezeid, da'k een doek om mot doen, met spuug van een Roomse d'r an. Toe Chef! Spuug jij nou 'n keer in een doek.’ En Chef spoog. Daarvan wieren ze samen weer ernstig.
‘Mo'k ook wat spugen, Gert?’ vroeg Jochem.
‘Neeë, jij niet, jij bin niet Rooms. Nou zal ik gauw genezen zijn.’ En ja, hij genas. Tenminste, hij is vandaag de dag z'n kiespijn kwijt, want Gert is al z'n kiezen kwijt en eet gelijk een kenijn. Dus 't heeft geholpen. En omdat hij toen al, die Junidag, vast geloofde dat het helpen zou, daarom kreeg Chef van hem een zilver dubbeltje. ‘Daarveur,’ zee Chef heel voldaan, ‘daarveur spuig ik een hele tas vol, dan heb je voorraad! En leit er nou ook maar wat hete lijnmeelpap op, dat helpt meugelijk ook bestig, Gert.’
Maar toen ze weer op de dijk liepen, toen zee Jochem: ‘Wat helpt het nou, dat die boeren lezen en schrijven leren. Wat zijn ze toch stom.’ En hij vrat samen met Chef een homp komijnder-kaas op, dat-ie in 't voorbijgaan van de tafel had meegenomen.
‘Gestolen goed gedijt niet, Jochem, maar 't smaakt best voor twaalven,’ zee Chef.
Nou waren ze nog maar een dikke drie kwartier op stap en ze dochten al, dat de dag net zo alledaags zou worden als gister en toen ineenze, op de krom van de weg... daar stond een meneer met een baard. Hij stong voorover en frutselde wat. Een vreemde snuiter in de buurt, dat was extra winst. Dat was, zo gezeid, meegenomen. En daarom tornden ze er saam op af. Toen ze vlak bij 't knutseleg bedrijf stonden, toen wier 't ze helder: die meneer, dat was nou een schilder. Geen huisschilder, maar een decoratieschilder. Een die huizen en bomen uitportretteerde. En koeien d'r op, fijn man. Een best bedrijf, dat zag Jochem direct. Zo een wordt zonder werken rijk, dacht Jochem. O! Mooi uitgekeken. Da's iets om je hoed voor af te nemen.