Verbaasd keek ze ons aan. ‘Wat,’ zei ze, ‘kennen jullie dan Mr. Espinassous niet?’
‘We komen van vér,’ antwoordde ik.
‘Zoo? Nou dan zeker van héél ver......’
‘Uit Italië,’ viel Mattia in.
‘O! Ja, dan wil ik gelooven, dat jullie Mr. Espinassous niet kent. Italië! dan begrijp ik het. Wie zou anders Mr. Espinassous niet kennen!’
Mattia keek me vol verlangen aan.
Die zou ons dus alles kunnen vertellen, waar we geen antwoord op wisten.
Alleen, zou zoo'n beroemd artist niet te veel vragen voor een les? Zou hij ons, arme zwervers, wel in zijn woning toelaten, ons les willen geven?
‘En heeft Mr. Espinassous het erg druk?’ vroeg ik.
‘Nou, of ie 't druk heeft, waarom zou hij het niet druk hebben?’
‘Zou hij ons morgenochtend willen ontvangen?’
‘Wel zeker, hij ontvangt iedereen, als je maar geld op zak hebt, natuurlijk.’
Nu, als dat zoo was, zou alles in orde komen. En heel lang lagen we nog te praten over alles, wat we de eerste les zouden vragen aan den beroemden meester.
Den volgenden morgen knapten we ons zoo goed mogelijk op, namen onze instrumenten, de harp en de viool, en gingen op weg naar Mr. Espinassous.
Capi jankte, of hij vermoord werd. We hadden hem zoolang in den stal vastgebonden: je kon toch niet met een hond op visite gaan bij een beroemd man?
Aan het opgegeven adres gekomen, bleven we verbaasd staan. Buiten, voor den gevel bengelden twee koperen bekkens. Dat was toch geen uithangbord voor een beroemd musicus?
We waren zeker verkeerd. 't Leek op-en-top een barbierswinkel!
We vroegen aan een voorbijganger waar Mr. Espinassous woonde.
‘Wel, daar sta je met je gezicht voor!’ en hij wees ons den barbierswinkel.
O, dacht ik, dan woont hij er zeker op kamers, dat kan. We stapten binnen. De winkel was in tweeën verdeeld,