Toen ze geen antwoord kreeg, ging zij voort: ‘U hebt dien weg zeker nergens gezien? Dat is jammer. Ja, dan is 't zeker wel heel ver weg. Moet ik links of rechts gaan? Kom vertel me dat eens, jongen. Ik zoek al zoo lang, maar kan hem maar niet vinden.’
Ze sprak vlug en zonder eenige hapering. Met de eene hand druk gesticuleerend, met de andere gestaag het hoofdje streelend van het kind, dat ons nieuwsgierig opnam.
‘Ik moet op dien weg Marius ontmoeten, zie je. Heb je Marius gekend? Neen? Hij is de vader van dit kereltje. Toen hij in de mijn verbrand was door 't gas, is hij op dien weg gaan wandelen, op dien lommerrijker, frisschen weg met 't kabbelend beekje, daar genezen de brandwonden, begrijp je? Maar ik kan dien weg maar niet vinden, onmogelijk.’ En ze streek verward over 't voorhoofd en door de loshangende haren met een peinzenden blik.
‘In zes maanden heb ik Marius niet gezien!’
En plotseling keerde ze zich om naar de mijngebouwen, uit de schoorsteenen dreven dikke vettige rookgolven in de lucht......
‘Onder den grond werken is goed voor den duivel!’ schreeuwde ze in vertwijfeling uit. En met de vuist naar de mijnen dreigend, riep ze op smartelijker toon: ‘Hel, geef me mijn vader, mijn broer Jan, geef me mijn Marius terug... vervloekt, versta je, vervloekt!’
Toen keerde zij zich weer tot mij: ‘Jij bent niet uit deze streek, hè? Je hoed, je schapenvacht, alles zegt 't me. Nou ga dan maar eens kijken op het kerkhof en tel maar: Een, twee, drie! Een, twee, drie! Allemaal uit de mijn......’
Ze nam haar kind in de armen en drukte het angstig aan haar borst: ‘Jou zullen ze niet hebben, mijn jongen, jou zal moeder beschermen. Laat ze maar komen...... het water is zacht, het water is frisch...... als ik den weg maar vinden kon...... jij weet het ook niet, hè...... nou, waarom hou je me dan op?’...... En haastig liep ze heen, in een struikelenden gang, onder schel, vroolijk gefluit.
We begrepen, dat het een arme krankzinnige vrouw was, die haar man door een gasontploffing in de mijn, verloren had.
O, wat een rampzalige omgeving: de dorre landstreek, de somber-zwarte mijngebouwen, het onheilspellend geronk