voorrechte muzikanten, die bezit nemen van een geheele wijk en daar om zoo te zeggen, hun eigen publiek hebben. Wij waren nog maar knapen en nog te nieuw in het vak om zooveel aanspraken te maken, en wij moesten het veld ruimen voor hen, die hun eigendomsrechten konden doen gelden door middelen, waartegen wij niet waren opgewassen.
Hoe dikwijls was het gebeurd, dat wij, op het punt om rond te gaan met het bakje, na onze mooiste stukken te hebben gespeeld, verplicht waren zoo spoedig mogelijk ons uit de voeten te maken voor eenige reusachtige Schotten met bloote beenen en bontgeruite rokken plaids en mutsen met een veer, die, zoodra wij maar hun doedelzak hoorden, ons de vlucht deden nemen! Met zijn hoorn had Mattia hun doedelzakken wel kunnen overstemmen, maar tegen de mannen, die de doedelzakken bliezen, waren wij niet bestand.
Evenmin konden wij het uithouden tegen de benden neger-muzikanten, de nigger-melodits, die de straten doorkruisten. Voor die valsche negers, die zich zoo potsierlijk uitdosten met rokken met lange smalle panden en groote witte boorden, waarin hun hoofd omvat is als een ruiker door een stuk papier, waren wij nog banger dan voor de schotsche zangers. Zoodra wij hen zagen aankomen of maar hun banjo hoorden zwegen wij eerbiedig en gingen wij naar een andere wijk, waar wij hoopten geen van die beiden te ontmoeten; of wel, wij schaarden ons onder de omstanders en wachtten tot zij hun kattemuziek geëindigd hadden.
Eens dat wij hier in den kring stonden, die zich om hen had gevormd, zag ik een van hen, den potsierlijkste van den troep, Mattia toewenken. Eerst dacht ik, dat hij den gek met ons stak en het publiek wilde onthalen op het een of ander dwaas tafereel, waarbij wij de lijdende rol vervullen zouden; maar tot mijn groote verwondering zag ik, dat Mattia hem vriendschappelijk toeknikte.
- Kent gij dien man? vroeg ik.
- 't Is Bob. - Wie is Bob?
- Mijn vriend Bob uit het paardenspel van Gassot een van de twee clowns, van wien ik u wel eens gesproken heb; hij is het, van wien ik het beetje engelsch heb geleerd, dat ik ken.
- Hadt ge hem dan niet dadelijk herkend?
- Hoe zou ik hem herkend hebben! Bij Gassot maakte hij zijn hoofd wit met meel; hier smeert hij er schoensmeer op.
Toen de voorstelling van de nigger-melodits geëindigd was, kwam Bob bij ons en uit de wijze, waarop hij Mattia aansprak en de hand drukte, zag ik, hoeveel men van mijn vriendje moest hebben gehouden; bij een broer had niet zooveel blijdschap uit de oogen en de stem kunnen spreken, als bij dien voormaligen clown, die om de dure tijden, zooals hij zei reizend muzikant had moeten worden. Maar wij moesten al spoedig scheiden; hij om met zijn troep mee te gaan, wij om een buurt op te zoeken, waar zij niet waren. De twee vrienden spraken af den volgenden Zondag elkander te zullen ontmoeten, om dan eens te vertellen, wat zij beiden ondervonden hadden, sedert zij waren gescheiden. Uit vriendschap voor Mattia, was Bob ook voor mij zeer vriendelijk en weldra hadden wij een vriend, die door zijn rijpere ervaring het verblijf in Londen ons veel aangenamer maakte dan het tot nu toe voor ons geweest was. Hij vatte ook een groote genegenheid op voor Capi en dikwijls zei hij dat als hij een hond had als deze, zijn fortuin spoedig zou gemaakt zijn. Meer dan eens deed hij ons ook het voorstel om met ons drieën, of liever met ons vieren, bij elkander te blijven: hij, Mattia, Capi en ik; maar zoo ik mijn familie niet verlaten wilde om naar Frankrijk terug te keeren en Lize en mijn vroegere vrienden te zien, nog veel minder, wilde ik met Bob Engeland doorkruisen.
Zoo naderde voor ons het kerstfeest. In plaats van des morgens De Roode Leeuw te verlaten, gingen wij elken avond tegen acht of negen uur op pad en begaven ons naar de buurten, die wij gekofen hadden.
Het eerst begonnen wij op de meer afgelegen pleinen en straten, waar de rijtuigen waren verdwenen; het moest stil zijn wilde onze muziek door de deuren en ramen doordringen en de kinderen doen ontwaken om hun de nadering van het Kerstfeest aan te kondigen, welk feest bij de Engelschen in hooge eere wordt gehouden. Naarmate het later in den nacht werd, begaven wij ons in de grootere straten. Als de laatste rijtuigen, waarmede de menschen uit de schouwburgen terugkeerden, voorbij waren, werd het rustiger en zekere