vroeger mijn hart vervulde bij de gedachte aan een vader en een moeder, die ik niet kende, een liefde, die ik niet aan den dag kon leggen tegen den vader en de moeder die ik zag?
Die gedachte deed mij bijna blozen van schaamte. Ik ging weer naar mijn moeder toe, omhelsde haar opnieuw en kuste haar vurig. Zeker begreep zij niet, waaraan zij die opwelling moest toeschrijven, want inplaats van mijn kussen te beantwoorden, zag zij mij met haar onverschilligen blik aan en zei toen iets tot haar man, mijn vader, waarbij zij even de schouders ophaalde. Zij sprak iets, dat ik niet verstond, maar dat hem deed lachen. Die onverschilligheid van de eene en dat lachen van den ander deden mijn hart bijna breken; ik meende dat die teederheid van mijn kant toch niet verdiende zóó beantwoord te worden.
Maar men liet mij geen tijd om lang aan mijn indrukken toe te geven.
- En die daar, vroeg mijn vader, naar Mattia wijzend, wie is dat?
Ik vertelde hem, welke banden mij aan Mattia hechtten en ik trachtte in mijn woorden iets in te lasschen van de vriendschap, die ik van hem ondervond en de dankbaarheid, die ik hem verschuldigd was.
- Jawel, zei mijn vader, hij heeft de wereld eens willen zien.
Ik wilde antwoorden, maar Mattia voorkwam me. - Juist, dat is het, zei hij.
- En Barberin? vroeg mijn vader. Waarom is die niet meegekomen?
Ik vertelde hem, dat Barberin dood was en welk een teleurstelling dit voor mij was, toen wij te Parijs waren gekomen, omdat wij te Chavanon van vrouw Barberin hadden gehoord, dat mijn ouders mij zochten.
Mijn vader vertaalde toen voor mijn moeder, wat ik gezegd had en ik meende te verstaan, dat zij zei, dat dit heel goed en wel was; althans zij gebruikte hij herhaling de woorden well en good, die ik kende. Waarom was het goed en wel, dat Barberin dood was? Dat vroeg ik me telkens af, zonder dat ik een antwoord op die vraag kon vinden.
- Ge kent geen engelsch? vroeg mijn vader.
- Neen, ik ken alleen fransch en ook italiaansch; dat heb ik geleerd van den patroon aan wien Barberin mij verhuurd had.
- Vitalis. - Wist gij dan....
- Barberin heeft me zijn naam meegedeeld, toen ik voor eenigen tijd in Frankrijk was om u te zoeken. Maar ge zult wel nieuwsgierig zijn om te weten, waarom wij dertien jaar lang geen nasporingen naar u gedaan hebben en plotseling op het denkbeeld zijn gekomen om Barberin op te zoeken.
- Ja, heel nieuwsgierig, dat verzeker ik u, erg nieuwsgierig.
- Ga dan bij het vuur zitten, dan zal ik het u vertellen.
Bij het binnenkomen had ik mijn harp tegen den wand gezet; ik legde nu ook mijn reiszak neer en zette mij op de aangewezen plaats.
Maar toen ik mijn beslijkte en natte voeten bij het vuur uitstrekte, spuwde mijn grootvader in die richting zonder een woord te spreken, maar als een oude kat, die nijdig wordt. Dit was genoeg om mij te doen begrijpen, dat ik hem hinderde en ik trok mijn voeten terug.
- Doe maar, of gij 't niet merkt, zei mijn vader; de oude heeft niet graag, dat men zich bij zijn vuur zet, maar als ge 't koud hebt, warm u dan. Met hem behoeft men zooveel omslag niet te maken.
Het trof me, hem zoo te hooren spreken over een oud man met grijze haren; ik dacht, dat, zoo men voor iemand ontzag moet hebben, dit wel was voor iemand als deze; ik hield dus mijn beenen onder mijn stoel.
- Gij zijt onze oudste zoon, zei mijn vader en ge werdt geboren een jaar, nadat ik met uw moeder gehuwd was. Toen ik haar trouwde was er een meisje, dat meende, dat ik haar ten huwelijk zou vragen en die woedend was, toen ik een andere nam, en een doodelijken haat opvatte jegens haar, die ze als haar mededingster beschouwde. Om zich te wreken stal zij u juist op den dag, dat gij zes maanden oud waart en bracht u naar Frankrijk, naar Parijs, waar zij u te vondeling legde. Wij deden alle mogelijke nasporingen, maar wij gingen niet naar Parijs, want wij konden niet denken, dat zij zoover met u was heengetrokken. Wij vonden u dus niet en meenden dat gij dood en voor altijd voor ons verloren waart, toen drie maanden geleden die vrouw, door een doodelijke ziekte aangetast, op hoar sterfbed de waarheid mededeelde. Onverwijld begaf