Het singende nachtegaeltje
(1671)–Cornelis Maertsz.– Auteursrechtvrij
[pagina 64]
| |
Stemme: Princesse hier koom ick by nacht.
WIlje wercken op goe voet,
Dan soo moet
Ghy wel letten wat elck doet:
Ghy moet yder Beest bestuure
Na de drift, na di drift van sijn natuure.
2. Heb je eenen moedigh Paert,
Schatten waert,
Laet het volgen sijnen aert,
En laet het u selven dragen,
Of het moet of het moet gaen voor de wagen.
3. Hebj' een Os, soo stelt hem vroegh
Voor de ploegh,
| |
[pagina 65]
| |
Want het is hem spuls genoegh:
Maer kan hy dat niet betrachten,
Weyt hem ver, weyt hem ver, en wilt hem slachten
4. Hebje Koeyen, geeft haer Gras,
Op haer pas,
Anders het noyt voordeel was:
Want sy moeten der van leven,
En dan oock, en dan oock haer Melleck geven
5. Hebje Verckens, geeft haer veel
Garsten meel,
Yder rijckelijck sijn deel:
Geeft haer wey van uwe Koeyen,
Want sy moet, want sy moeter vet van groeyen.
6. Maer indien ghy hebt een Kat,
Geeft het wat
Van het witte Koeye nat:
| |
[pagina 66]
| |
Laet het woonen in u huysen,
Want het vanght, want het vangter vele Muysen.
7. En indien ghy hebt een Hoen,
Wilt het voen:
Wat sal 't arme diertjen doen?
Daer en valt niet op te seggen,
Want het doet, want het doet, ons Eyers leggen.
8. Ende hebje noch wat meer,
Als een Heer,
Houdt u Beestjes frays in eer:
Want men moet na reden leven,
Self een Beest, self een Beest het sijne geven.
|
|