‘Die derde saec daer die feeste om gheset was, dat is om die waerdicheit van der clerken crune. Want men sal weten dat somighe luyden seggen, dat der clercken crune hyer eerst begonste; want doe sinte Peter te Anthiochien predicte, ter scanden van Cristus ons Heren naem, scoren si hem dat haer van den toppe van sijn hoofde. Ende dit gafmen daer na al der clergyen in eeren, dat den prince der apostelen ter scanden was gedaen om Cristus ons Heren wille.’
Vs. 59. Tegen de korte rokken werd vooral als een onzedelijke dracht strijd gevoerd. Zie Wrake II, 458:
Die manne draghen cledere mede
Cort tote hare scamelhede;
Vrouwen draghen cledre lanc,
Daer si in sijn ghepranct,
Datmen daer dore merct ghereyt
Die vorme herre scamelheyt.
Vs. 118. In deze strophe is de redeneering niet zeer duidelijk. Misschien is de tekst hier of daar bedorven. In vs. 122 is in onzen tekst achter Geset bij vergissing eene komma geplaatst, die achter tfordeel had behooren te staan. Men leze:
Geset in tfordeel, even ries, enz.
Ik versta den zin aldus: ‘Is dit waar, laat dan hij, die een geschoren kruin draagt, het bekennen’, d.i. in hedendaagsche taal: ‘Zegt mij, of dit waarheid is, gij geestelijke heeren!’ En dan: ‘Een dorper (een onwaardig geestelijke), wanneer hij met de heeren aan tafel zit, als hij zijne zinnen gezet heeft op aanzien en winstbejag, altijd even vermetel, zal zich niet matigen (in vleierij enz.).’ Min of meer bevreemdend is zeker de uitdrukking even ries. Doch het Mnl. even stond juist niet met het onze gelijk. Ik vat het op als gelijkmatig ries, voortdurend ries, d.i. naar onze manier van spreken: altijd even vermetel. Doch het kan zijn, dat in even ries eene fout van den afschrijver schuilt. Misschien zal de critiek van een mijner vakgenooten hier - en elders - een nieuw licht aanbrengen. Want zeker, ofschoon ik mij vleien mag in deze uitgave veel tot zuivering en opheldering van Maerlant's strophische gedichten te hebben bijgedragen, het was toch niet doenlijk alle bezwaren te boven te komen. Er blijft nog vrij wat over, dat later onderzoek wellicht te recht zal brengen, om eenmaal deze gedichten in hunne oorspronkelijke reinheid te herstellen en daardoor ten volle recht te doen wedervaren aan den dichter, wiens werk door afschrijvers en uitgevers zoo deerlijk gehavend werd.