als de betreffende edelsteen daarin ter sprake kwam. Bij de selectie heb ik me, behalve door persoonlijke smaak, laten leiden door het streven om alle ‘klassieke’ bestiaria-dieren (pelikaan, basilisk, draak, eenhoorn, etcetera) op te nemen en uit de overige een representatieve keuze te maken.
Maerlant is een kundig vertaler en popularisator, maar de rijmende verzen waarin hij zijn bewerking vervatte, stelden eisen die het hem moeilijk maakten ook zijn gaven als stilist ten toon te spreiden. Omdat een weergave in verzen de onjuiste indruk zou wekken dat Der Naturen Bloeme een soort ‘Natuurlijke Historie’ van De Schoolmeester is, heb ik de rijmende regels in proza vertaald. Het verlies dat daardoor geleden wordt, bestaat er voornamelijk uit dat op een aantal plaatsen waar het rijm het enige middel is dat de ene regel aan de andere verbindt, het ontbreken van samenhang tussen elkaar opvolgende mededelingen sterker benadrukt wordt. Ik doel hier op plaatsen als het slot van het trefwoord ‘olifant’, waar beweringen als ‘Olifanten worden driehonderd jaar oud’ en ‘Tamme olifanten buigen voor de koning’ zonder enig verband op elkaar volgen.
Verder heb ik hier en daar formuleringen licht bekort, stoplappen geschrapt en iets meer variatie in de woordkeus aangebracht. Waar de interpretatie van de tekst onoverkomelijke moeilijkheden opleverde heb ik soms een oplossing ontleend aan Maerlants bron, De natura rerum van Thomas van Cantimpré.
De Latijnse dierenamen, die in de handschriften van Der Naturen Bloeme vaak onherkenbaar verhaspeld zijn, werden waar mogelijk herspeld naar C.T. Lewis & C. Short: A Latin dictionary (Oxford 1879). Deze Latijnse namen komen overigens zeker niet altijd overeen met de moderne wetenschappelijke nomenclatuur. De volgorde van de lemmata is niet gelijk aan die in Der Naturen Bloeme: Maerlant ordende naar Latijnse naam, ik - zo mogelijk - naar de Nederlandse naam. De kopjes