Heimelijkheid der heimelijkheden
(1917)–Jacob van Maerlant– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk I. Het Arabische Sirr-al-Asrār.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
den Latijnschen druk van 1520,Ga naar voetnoot1) die waarschijnlijk Philippus' vertaling volledig weergeeft, en beter het oorspronkelijk B-type zal hebben bewaard dan vele andere meer of minder verkorte hss. en drukken. De indeeling in 10 boeken, hoewel in Philippus' proloog uitdrukkelijk vermeld, geeft deze uitgave evenmin als de andere, van welke ik kennis nam.Ga naar voetnoot2) Tot Boek III is de volgorde gelijk.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opmerkelijk is niet alleen het verschil in volgorde, ook de ongelijke omvang der boeken, de vreemdsoortige combinatie in A VII (en B III), die moeilijk oorspronkelijk kan zijn, valt in 't oog. Vooral in de laatste tractaten wisselt de indeeling dikwijls, zegt Steinschneider; vele Arabische hss. zijn nog niet bestudeerd: er zullen dus wellicht nog andere groepeeringen bestaan. Hoe nu die verschillende volgorde te verklaren? Men zal daarbij stellig rekening moeten houden met het feit, dat reeds vroeg enkele deelen van het werk als afzonderlijke geschriften voorkwamen, nl. de physiognomie, de gezondheidsleer, een deel van de strategie, (alleen in A voorkomend) en het tractaat over de steenen.Ga naar voetnoot1) Daarnevens rijst dan de vraag, of het Secretum kan samengegroeid zijn uit dergelijke losse verhandelingen, een vraag, die de eerste uitgever van de Middelnederlandsche Heimelijkheid der Heimelijkheden (J. Clarisse) in zijn inleiding reeds stelde, òf dat zich aan een oude kern in den loop der tijden jongere bestanddeelen hebben vastgehecht, een hypothese in den jongsten tijd door Gaster verdedigd. Ik ga hier voorloopig op deze vragen niet in, en vermeld alleen, dat zoowel Steinschneider als Förster beide meeningen verwerpen en vasthouden aan een origineel in 10 boeken, waarvan het laatste, dat over de steenen (en planten), de slotformule bevat, die op het geheele werk betrekking heeft. Deze slotzin is dus in het Latijnsche Secretum te vinden aan het eind van Boek IV, midden in het werk. Hij luidt (fol. 41v.): ‘O Alexander, perfeci tibi quod promisi: et solvi plena solutione. Esto ergo semper virtuosus: et deus gloriosus te dirigat: regat et custodiat. cuius bonitatem omnis percipit creatura.’ Wat nu verder de verschillende volgorde der boeken betreft, vestig ik er de aandacht op, dat in beide Arabische versies de gezondheidsleer en de physiognomie verbonden voorkomen, zij het dan op verschillende plaats. Bij Philippus zijn ze los van elkaar geraakt.Ga naar voetnoot2) Laat men in B de physiognomie en de steenen van plaats verwisselen, dan ontstaat de volgorde van de Latijnsche versie. Ook uit A laat zich gemakkelijk Philippus' volgorde construeeren, nl. door 't slot van de A-versie (laatste deel van VII en VIII) tusschen Boek II en III van het Latijn in te schuiven. Of de omzetting op rekening komt van den Latijnschen vertaler of misschien reeds in zijn Arabisch voorbeeld gevonden werd, komt later ter sprake. In ieder geval is door die omzetting de logische gang, die in het Arabische werk valt op te merken, - in A meer nog dan in B, naar het mij voorkomt - verbroken. Misschien is het oorspronkelijk plan van het werk aldus:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontegenzeggelijk neemt de eigenlijke ars politica (II) een bescheiden plaats in, en schijnt het werk, zooals we nader zullen zien, juist in het laatste deel (IV) te culmineeren.
Het kwam mij wenschelijk voor deze korte beschouwing aan het overzicht van den inhoud vooraf te laten gaan; ik geef nu dat overzicht met behulp van Philippus' Latijnsche vertaling, die een vrij getrouwe weergave zal zijn van de Arabische B-versie, ook naar des vertalers eigen verzekering. De A- en B-versie wijken op verschillende plaatsen meer of minder sterk van elkaar af; de belangrijkste verschilpunten zullen, voor zoover ik die uit de onvolledige en soms onbetrouwbare gegevens kon opmaken, worden vermeld. Bij de inhoudsopgave verwijs ik kortheidshalve meermalen naar onze Middelnederlandsche bewerking en geef tevens hare verhouding aan tot de (Arabische en Latijnsche) bron.
De prologen. Beide Arabische versies laten aan het eerste tractaat voorafgaan: 1o. een prohemium cujusdam doctoris in commendationem Aristotilis;Ga naar voetnoot2) 2o. een proloog van den Arabischen vertaler; 3o. een inleiding van Aristoteles. Philippus voegt bij dit alles nog zijn proloog, met een opdracht en een index van ruim 80 capita. Ik begin met een kort overzicht te geven van Aristoteles' inleiding, een inleiding, die blijkbaar reeds preludeert op de diepe wijsheid en groote geheimen, welke zullen volgen: ‘Fili gloriosissime’, schrijft Aristoteles aan Alexander, ‘uw brief, waarin gij het verlangen uitdrukt mij bij U te zien, en mij verwijt, dat ik mij zoo weinig om U bekommer, heb ik ontvangen; daarom besloot ik voor u te maken canonemGa naar voetnoot3) qui erit tibi liber ponderans | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
cuncta tua opera et regula certissima ad omnia que volueris et que ostensurus essem tibi sit (lees si) presens essem tecum. Niet uit geringschatting laat ik na bij U te komen, maar mijn zwakke gezondheid veroorloofde mij niet de reis te ondernemen. Wat ge overigens van mij wenscht te weten, est archanum tale quod humana pectora vix poterunt tollerare, quomodo ergo possunt in mortalibus pellibus depingi? Toch acht ik mij, voor zoover ik daartoe bij machte ben en 't mij geoorloofd is, verplicht te antwoorden op wat gij vraagt. Gij van uw kant zijt gehouden niet verder in te vragen op het geheim, dat ik U in dit boek meedeel. God heeft U trouwens in Zijn genade zulk een scherp verstand gegeven, en door mijn onderwijs hebt ge zooveel geleerd, dat ge alles ongetwijfeld ten volle zult begrijpen. Causa quidem hec est quare tibi figurative revello secretum tuum loquens tecum in exemplis et enigmatibus atque signis. quia timeo nimium ne liber presentium ad manus deveniat infidelium et ad potestatem arrogantium. et sic perveniret ad illos bonum archanum divinum ad quod sum(m) us deus illos judicavit immeritos et indignos. ego sane transgressor essem divine gratie et f(r)actor celestis secreti et occulte revelationis. qua propter tibi sub attestatione divini judicii illud detego sacramentum eo modo quo mihi revelatum.Ga naar voetnoot1) - Weet dat hem, die verborgen geheimen openbaart, ras allerlei rampen zullen treffen. Dominus igitur custodiat te et me a consimili et ab omni opere inhonesto.’ Vervolgens herinnert Aristoteles Alexander aan dien heilzamen raad, dien hij hem steeds gegeven heeft, namelijk, dat een vorst behoort te hebben ‘dua juvamina substinentia regnum suum.’ Met veel omhaal van woorden (causae extrinsecae en intrinsecae) wordt dan betoogd, dat alleen een streng, maar ook mild heerscher in zijn volk zelf een krachtigen steun vindt tot handhaving van zijn rijk. Het andere juvamen, ‘secundum (est) inducere animos ad operationes. et istud precedit et est in primo gradu.’ Ook hier weer causae extrinsecae et intrinsecae. De causa extrinseca is ‘iustitiam exercere, causa intrinseca est secretum philosophorum et rectorum quos deus gloriosus preelegit et eis scientiam commendavit.’ Dit geheim nu met nog eenige andere zal Alexander onder verschillende hoofdstukken in dit boek kunnen vinden, - ‘in quibus extrinsecus philosophiam maximam invenies et doctrinam, intrinsecus vero causa finalis que intenditur continetur. ibi enim est tuum principale propositum et finale. Cum igitur perceperis significationes dictorum et enigmata excemplorum tunc plene ac perfecte | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
desideratum propositum consequeris. Deus itaque sapientissimus et gloriosissimus tuam illuminet rationem et declaret intellectum ad percipiendum istius scientie sacramentum ut in ea merearis fieri meus heres et fidelis successor.’ Aldus eenigermate voorbereid kan Alexander de lectuur aanvangen. In het ‘prohemium’Ga naar voetnoot1) wordt meegedeeld, hoe de Arabische vertaler in opdracht van zijn vorst zich moeite heeft gegeven om machtig te worden ‘librum moralium de regimine domini qui nominatur secretum secretorum quem edidit princeps philosophorum Aristotiles filius Nicomachi de macedonia discipulo suo magno imperatori Alexandro filio Philippi regis grecorum.Ga naar voetnoot2) Qui Alexander dicitur duo cornua habuisse.’Ga naar voetnoot3) - De ‘doctor’ somt vervolgens al de gaven des geestes en des gemoeds op, waardoor Aristoteles uitblonk, zoozeer uitblonk zegt hij, dat ‘multi - philosophorum reputabant ipsum de numero prophetarum.Ga naar voetnoot4) Invenitur etiam in antiquis codicibus grecorum: quod deus excelsus suum angelum destinavit ad eum dicens potius nominabo te angelum quam hominem.’ - Veel mirakelen en wonderen heeft hij gedaan, te veel om te vertellen, unde in morte sua diverse fuerunt opiniones: una secta dicens quod periit ut consuetudo terre: et est ipsi monumentum situm (notum, volgens andere lezing, Comm., blz. 35): quedam autem secta que dicitur peripatetica asserit ipsum ascendisse ad empireum celum in columna quasi ignis.’Ga naar voetnoot5) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door zijn verstandigen raad te volgen was Alexander gelukkig in al zijn krijgsondernemingen, onderwierp hij de Arabieren en Perzen, en werd de machtige heerscher, welken geen volk durfde weerstaan. - ‘Porro multas morales epistolas composuit Aristoteles propter dilectionem cordium et finale secretum.’ Als voorbeeld volgt dan een brief van Aristoteles ten antwoord op een schrijven van Alexander, waarin deze raad vraagt hoe te handelen met de onderworpen Perzen.Ga naar voetnoot1) Door het volgen van Aristoteles' raad maakte Alexander de Perzen tot de gehoorzaamste van alle onderworpen volken. Hiermee eindigt het proöemium en begint de proloog van Jahja ibn al-Batrik: ‘Joannes qui transtulit: ipsum librum filius patrich linguarum interpretator peritissimus et fidelissimus inquit non reliqui locum neque templumGa naar voetnoot2) in quibus philosophi consueverint componere et deponere sua opera: et secreta que non visitaverim nec aliquem peritissimum quem credidi aliquem (a) habere notitiam de scripturis physicis quem non exquisiverim quousque veni ad oraculum solis quod construxit esculapides perses (pro se, Förster, Comm., blz. 37)Ga naar voetnoot3) in quo inveni quendam virum solitarium abstinentem in philosophia peritissimum cui me humiliavi inquantum potui servivi et diligentter. et supplicavi devote ut mihi ostenderet secreta scripta illius oraculi.’ - De kluizenaar-philosoof doet zulks, Johannes vindt het langgezochte werk, neemt het vroolijk en dankbaar mee naar huis en vertaalt het op verzoek van zijn vorst, ‘primo de greca in romanam deinde in arabicamGa naar voetnoot4) inprimis enim sic inveni in ipso codice. transtuli librum peritissimi Aristotelis: in quo respondet ad regis Alexandri petitionem sub hac forma.’ - En dan volgt de bovenbesproken inleiding van Aristoteles. Aan dit alles laat de Latijnsche vertaler een voorrede voorafgaan met opdracht aan domino suo excellentissimo et in cultu christiane reli- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
gionis strenuissimo Guidoni vere de Valentia tripoli(s) glorioso pontifici, die bij de bespreking van de Latijnsche vertaling nader beschouwd zal worden.Ga naar voetnoot1) De problemen, die deze prologen en inleidingen ons stellen, laat ik eerst rusten, en ga nu over tot den eigenlijken inhoud van Aristoteles' brief.
Aristoteles' brief. Cap. 1. De modis regum circa largitatem et avaritiam;Ga naar voetnoot2) 2. de intentione finali regum en 3. de malis que sequuntur ex carnali appetitu vormen samen Tractaat I, dat vrij getrouw weergegeven wordt in onze Middelnederlandsche vertaling (vs. 29-286). Reeds in cap. 1 wordt magnus doctor Hermogenes (de Arab. A-versie heeft Hermes, B Hermogenes) als autoriteit aangehaald (vs. 146). Cap. 4-22 vormen Tractaat II. 4. De sapientia regis et religione; 5. de prudentia regis; 6. de ornamento regis, waaruit ik aanhaal: ‘decet regem ... claram vocem habere que multum prodest tempore preliorum’, welke laatste toevoeging in de Middelnederlandsche vertaling niet voorkomt; 7. de tacurnitate regis, waarin de ‘utermaten scoone sede’ (H.d.H., vs. 397), die in Indië bestaat; 8. quid debet homo appetere; 9. de castitate;Ga naar voetnoot3) 10. de regis solatio musicali; 11. de nimio risu vitando; 12. in quibus consistit obedientia domini. Met de woorden legitur enim quod rex in regno est sicut pluvia in terra (vgl. H.d.H., vs. 589) worden in dit hoofdstuk de koningsvergelijkingen ingeleid, die in den Lat. index en in vele hss. als apart caput worden vermeld, nl. de similitudine regis.Ga naar voetnoot4) 13. de misericordia regis; 14. de prudentia et eius utilitate; 15. de malis que sequuntur ex homicidio iniusto (hieraan is vastgekoppeld een blijkbaar oorspronkelijk zelfstandig hoofdstuk: reducas ad memoriam gesta patrum); 16. de fide servanda; 17. de ordinatione | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
imperii et proprie familie; 18. quomodo rex debet ordinare studia; 19. de custodia proprie persone a mulieribus; 20. quod non sit confidendum uni medico; 21 de puella nutrita veneno; 22. quomodo rex se debet regere per astronomiam. ‘O rex clementissime,’ heet het hier, ‘si fieri potest non surgas: nec sedeas neque comedas neque bibas: nec penitus aliquid facias sine consilio periti in astrorum arte; geloof niet die domme lieden, die beweren, dat de wetenschap der hemellichamen boven 's menschen bereik ligt, cuncta sunt scibilia in via rationis.’ In verband met de astrologie wordt vervolgens het probleem van de voorbeschikking en den vrijen wil aangeroerd, waarna Philippus weer tot de sterrenkunde terugkeert en het caput, het laatste van Tractaat II sluit met een verwijzing: ‘Scias igitur quod fixi planete sunt mille et XXIX de quibus tradam tibi ad plenum in quadam parte istius libri.’Ga naar voetnoot1) - Ook den inhoud van Tractaat II vindt men grootendeels in de Middelnederlandsche vertaling terug. Tractaat III, het Regimen Sanitatis is bij Philippus veel uitgebreider dan in ons gedicht, ook dan in de A-versie, waar het (als onderdeel van Tr. VII) zeer verkortGa naar voetnoot2) voorkomt. 23. de conservatione sanitatis; 24. de compositione hominis; 25. de signis boni et mali stomachi; 26. de regimine sanitatis;Ga naar voetnoot3) 27. quid post somnum sit faciendum. In de Middelnederlandsche vertaling vinden we cap. 26 niet, van 't langecaput 27 alleen den slotzin: et motus ante prandium enz. (vs. 997 vlg.). Het begint met hygiënische voorschriften, 's morgens bij het opstaan in acht te nemen: eerst nemen men eenige beweging, dan dient men het hoofd(haar) te kammen, ‘quia ... pectinatio capitis vapores ad ipsum ascendentes tempore dormitionis a stomacho educit.’ Vervolgens wasschen, kleeden, de tanden verzorgen, welriekende geuren opsnuiven (aperit enim clau- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
suras cerebri). Ook het gebruik van welriekende zalven en oliën wordt aanbevolen. Daarna worden algemeene wenken gegeven met betrekking tot eten, drinken, rust en beweging. Het volgende caput, 28. de efficatia diverse dormitionis, geeft soortgelijke algemeene voorschriften; 29. de quatuor anni temporibus, de vere (duur 92 dagen en 1½ uur, nl. van 10 Maart-10 Juni); 30. de estate; 31. de autumno; 32. de hyeme;Ga naar voetnoot1) met dit opmerkelijke slot: Scias igitur hec et dominus te conservet vale Alexander: hanc dietam .... custodi (vgl. H.d.H., vs.1198-1200). - Aan de hyeme is weer een caput vastgeknoopt, dat in sommige Lat. hss. luidt de conservatione caloris naturalis; 33. de hiis que impinguant corpus; 34. de his que macrant corpus;Ga naar voetnoot2) 35. de divisione corporis, waaronder ook het eerste ‘lid’, het hoofd, wordt behandeld; 36. de pectore; 37. de oculis; 38. de testiculis.Ga naar voetnoot3) De oogen worden veel uitvoeriger besproken, dan de andere drie leden. Met cap. 38 is verbonden, wat in sommige hss. als apart hoofdstuk voorkomt onder den titel de dictis quorundam loquentium de sanitate (H.d.H., vs. 1313-1358); cap. 39 de custodia caloris naturalis is een bijna woordelijke herhaling van het slot van cap. 32, en wordt in de Mnl. vertaling niet gevonden; 40. de qualitatibus ciborum; 41. de piscibus;Ga naar voetnoot4) 42. de aquis; 43. de vino; 44. de malis que sequuntur ex nimio potu. Midden in dit caput vinden we een warme aanbeveling van ‘syrupum accetosum’, gevolgd door een aanhaling van sapiens quidem Aristos,Ga naar voetnoot5) nl.: ‘mirum est de homine qualiter potest infirmari vel mori: cuius cibus est optimi panis frumenti: et carnes commendabiles: et potus bone vitis’ (sic)! Daarop volgen middelen om een dronkaard van zijn roes te genezen en iemand van den drank af te helpen: leng zijn wijn met water aan, voeg langzamerhand meer water toe, tot hij ten slotte zuiver water drinkt. Zonder afzonderlijke titelopgave wordt daarna gesproken de hiis que corroborant et impinguant en de hiis que macrant et humectant; ook hier vinden we (soms woordelijke) herhaling van reeds behandelde stof (cap. 33-34).Ga naar voetnoot6) 45. de balneo: ‘balneum vero est unum de miraculis huius mundi: quia | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
edificatur secundum anni quatuor tempora;’ maak in het bad vier vertrekken, waarvan 't eerste koud (als de winter), 't volgende lauw (tepidus, als de lente), 't derde warm (als de zomer), en 't vierde droog (als de herfst) moet zijn. Blijf in elk eenigen tijd, en wasch je vervolgens in 't vierde. Na afloop ga men door de vier vertrekken in omgekeerde volgorde naar buiten. - Verschillende voorschriften en wenken, die de badende dient te volgen, besluiten dit hoofdstuk.Ga naar voetnoot1) 46. de medicinis: ‘dignum est itaque ut scias magnam medellam que dicitur gloria inextimabilis: que vere est thesaurus philosophorum: ego siquidem nusquam percepi nec veraciter novi quis eam invenit: quidam enim asserunt quod Adam fuerit eius inventor. Alii dicunt quod Esculapides et Hermogenes medici et Irsos et Donasticos et Vacileos et Hebreos et Dioris Tartari gloriosissimi philosophi qui sunt VIIIGa naar voetnoot2) quibus datum est cognoscere secreta scientiarum que latebant omnes homines,’ dat deze acht de makers zijn van de hier volgende onschatbare ‘medicina’, die in acht deelen wordt verdeeld. Die acht volgen dan, voorafgegaan door cap. 47 confectio pulcherrima mellis, in cap. 48-55, de prima medicina enz. tot de octava medicina, waarna als toegift een negende, magna et ultima finalis genoemd in den index, wordt gegeven, die samengesteld is uit de acht voorafgaande. Op de goede wijze toebereid is deze de ‘thesaurus huius mundi’. Voor tal van kwalen is ze dienstig, ze werkt in zooveel opzichten goed, dat het te veel is om te vertellen; ‘o Alexander non oportet te aliquo tempore accipere medicinam aliam si ista utaris.’ 56. de hora eligendi medicinam en 57. de medicina laxativa respiciendo lunam, de slotcapita van dit tractaat, geven den raad nooit ader te laten of medicijn te gebruiken zonder den stand der sterren te hebben geraadpleegd. Medisch-astrologische opmerkingen besluiten dan het Regimen Sanitatis, dat vooral in de slothoofdstukken volkomen het karakter draagt van een Middeleeuwsch handboek voor artsen.Ga naar voetnoot3) Het nieuwe tractaat, dat over de steenen en planten (B X, A VIII), waarvan in de H.d.H. niets voorkomt, wordt ingeleid door wijsgeerige bespiegelingen over stof en vorm.Ga naar voetnoot4) Na een duistere uitweiding over | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
incantamenta, over secretis et scientiis occultis, komen we terug tot de materia en de forma, welke laatste is ‘durabilis et perpetua, quia est ex planetis durabilibus et perpetuis.’ In verband daarmee wordt de wenschelijkheid van de studie der astronomie betoogd. Midden in deze beschouwingen breekt het caput plotseling af met de woorden: considera etcetera. Nu volgt cap. 58 de proprietatibus originalium et lapidum, waarvan ik den inhoud hier alleen kort aanduid.Ga naar voetnoot1) ‘Imprimis,’ aldus Aristoteles, ‘o Alexander tibi tradere volo secretorum maximum secretum.’Ga naar voetnoot2) De goddelijke almacht moge hem helpen om het te doorgronden en geheim te houden. En dan begint een beschouwing over den lapidem animalem vegetabilem, die gevonden wordt ‘in quolibet loco et in quolibet tempore et in quolibet homine et convertibilis est in quemlibet colorem,’ die door het vulgus ovum philosophorum wordt genoemd. Op deze korte verhandeling, die in nuce de kunst van goud maken geeft, volgt de uitspraak: ‘sciendum tamen quod scire producere argentum et aurum verum est impossibile: quoniam non est possibile equiparari deo altissimo in operibus suis propriis;’ en daarna volgt de in de Middeleeuwen en nog lang daarna zoo beroemde tabula smaragdina van Hermes, waarover straks nader. Ook komen de steenen en hunne krachten, die in cap. 58 op de tabula volgen, in ons volgend hoofdstuk nader ter sprake. Cap. 59 de vegetabilibus: Ook hier een natuurphilosophische inleiding, waarna verschillende planten, kruiden en boomen worden besproken, die alle wonderbare krachten bezitten. Slechts enkele keeren vinden we een naam; meestentijds gaat het in dezen trant: ‘est alia arbor, habens folia ingentia’ enz. Aan 't eind van dit caput staat de zin, die als slotformule voor 't geheele werk moet gelden (zie blz. 3). Met cap. 60 de iustitia et eius commendatione begint een nieuw tractaat, dat niet altijd even klare beschouwingen houdt over de gerechtigheid; men vindt het, vrij wat verkort in de Middelnederlandsche vertaling (vs. 1451-1540). Het eindigt met de sapientia physica, die hiervoor (blz. 8, noot 2) reeds terloops genoemd werd. Deze wijsheid, die als ‘utilitas huius libri’ wordt aangeprezen, is een achtdeelige ringspreuk, die in een cirkel behoort te staan. ‘Et hec est figura eius’ staat in den Parijschen druk. Maar de teekening ontbreekt, ofschoon er wel een beschrijving van wordt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
gegeven. Ik geef ze hier, zooals ik ze in Gaster's Engelsche vertaling van de Hebr. A-versie vond (blz. 130). Opmerking: In sectie 6 staat abusievelijk collandatur in plaats van collaudatur.
De gebruiksaanwijzing voor dit wonderrad luidt als volgt: ‘incipe ergo a quavis divisione et dabitur tibi id quo nihil est preciosius.’ In sectie 8 heeft de Lat. vertaler de constructie bedorven: In plaats van subditorum zal men mundi moeten lezen. Deze achtdeelige cirkelspreuk is in de Middeleeuwen hoogelijk bewonderd en meermalen overgenomen.Ga naar voetnoot1) Het volgende tractaat, dat handelt over de raadgevers van den vorst, is ook weer voorzien van een lange inleiding.Ga naar voetnoot2) Deze inleiding, waarin het ontstaan der wereld volgens de emanatietheorie wordt verklaard, de ontwikkelingsgang der ziel in het menschelijk lichaam wordt besproken, komt daarna tot den mensch, wiens lichaam wordt verge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
leken bij een stad (civitatem), die bestuurd wordt door het verstand, zetelend in het edelste en hoogste deel des lichaams, het hoofd, en bijgestaan door 5 raadsheeren, de 5 zinnen. Daarmee is 't verband gelegd tusschen inleiding (cap. 61-68) en het hoofdstuk de consiliariis, cap. 69, dat begint met sint ergo baiuli tui quinque (cap. 61-69. de exitu rerum in esse et ordine - de motu et situ celorum - de ortu anime - de formatione hominis - de visu - de auditu - de gustu - de tactuGa naar voetnoot1) - de consiliariis luiden hier de opschriften). Over den naderen inhoud van deze inleiding, van belang voor de geschiedenis van het Sec. Sec., handel ik straks uitvoeriger.Ga naar voetnoot2) De Middelnederlandsche bewerking heeft ze niet, deze neemt alleen iets uit cap. 68, nl. het betoog over de voortreffelijkheid van 't getal vijf en geeft dan het hoofdstuk over de raadslieden, waarin het verhaal van den weverszoon en dat van de twee koningszonen. In cap. 70 de proprio consilio wordt de raad gegeven, om ten minste drie raadslieden te hebben, indien 't moeilijk is vijf te krijgen, waarop dan een verheerlijking van het drietal volgt; daarna krijgt het getal zeven zijn beurt; 71. experientia circa baiulos; na de opsomming van de 15 deugden, welke een goed raadsman behoort te bezitten, volgt een nieuwe alinea, waarin de mensch wordt geteekend als minor mundus (mikrokosmus); in hem spiegelt de geheele natuur zich af, alle eigenschappen der dieren worden in hem aangetroffen.Ga naar voetnoot3) ‘Et numquam speres’, heet het daarna met een vrij onverwachten overgang, ‘in homine qui non credit legem tuam.’ Ter adstructie volgt nu het verhaal van den ‘wise van orient’ (magus orientalis) en den Jood.Ga naar voetnoot4) De Middelnederlandsche vertaling geeft dit geheele tractaat, behalve de boven besproken inleiding, vrij getrouw weer. Cap. 72 draagt als opschrift liber de scribis; dit boek, slechts uit één kort hoofdstuk bestaande, is evenals cap. 73 de nunciis in het Middelnederlandsch aanzienlijk verkort, terwijl de twee slothoofdstukken van Tractaat VIII (B), 74 de subditis domus proprie en 75 de dispensatoribus, in onze H.d.H. nauwelijks meer te herkennen zijn. Het Middelnederlandsche gedicht eindigt hier, en vertaalt dus niet het tractaat over de krijgskunde en dat over de physiognomie. 't Eerste cap. over de strategie is 76 de ordine et multitudine bellatorum; in 77 de cornu wordt Alexander geraden: ‘Oportet etiam tecum habere illud instrumentum quod fecit ThemistiusGa naar voetnoot5) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
ad opus exercitus et ad nocendum: et est instrumentum terribile quod dividitur modis multis.’ Moet Alexander in een dag of nog korter zijn leger verzamelen, welnu het geluid van dit instrument wordt zestig mijlen ver gehoord! Ziedaar een voorlooper van Roeland's hoorn.Ga naar voetnoot1) Zonder nieuw hoofd volgt nu een caput met strategische raadgevingen, waarin o.a. wordt betoogd, dat een goed strateeg dient te letten op den stand der sterren.Ga naar voetnoot2) En hiermee komen we tot het laatste tractaat in Philippus' vertaling, de Physiognomie (B 3). Voor den inhoud daarvan verwijs ik naar Förster's Commentatio, waar de 2 Arabische versies A en B, en Philippus' vertaling zijn afgedrukt. |
|