Literatuurwetenschap

[p. 239]

Bibliografisch register

Opgenomen zijn alle titels, die in de (aan de verschillende paragrafen toegevoegde) bibliografische aantekeningen werden genoemd.

De paragraaf-aanduidingen achter elke titel verwijzen naar de bibliografische aantekeningen, waar op de desbetreffende studie wordt ingegaan. Het bibliografisch register doet aldus ook als register van onderzoekersnamen dienst.

Cursief gedrukt is dat gedeelte van de titel dat reeds in de bibliografische aantekeningen als korte titelaanduiding werd gebruikt.

Voornamen van auteurs, in de bibliografische aantekeningen en ook verder in de tekst met initialen aangegeven, zijn, voorzover deze auteurs die voornamen zelf voeren op de titelpagina's van hun boeken of in de kop van hun artikelen, thans voluit gedrukt.

Indien van een boek of artikel meer dan één uitgave of redactie is vermeld, hebben de citaten en/of verwijzingen naar bepaalde bladzijden in de bibliografische aantekeningen steeds betrekking op de laatstgenoemde uitgave of redactie.

Bundels met artikelen van één auteur, alsmede redactiewerken zoals feestbundels, encyclopedieën, zgn. ‘readers’, e.d., zijn terwille van de correspondentie tussen het bibliografisch register en de bibliografische aantekeningen vaak niet onder de algemene titel of onder de naam van de redacteur van het geheel opgenomen, doch onder de auteursnaam en de titel van het artikel waarnaar in het bijzonder is verwezen, dus b.v.: Genette, Gérard, Structuralisme et critique littéraire. In: G.G., Figures. Paris 1966, 145 e.v.; H.P.H. Teesing, Periodisierung. In: Werner Kohlschmidt und Wolfgang Mohr (Hsg.), Reallexikon der deutschen Literaturgeschichte iii, Berlin 1966, 74 e.v. Van deze regel is afgeweken waar in de bibliografische aantekeningen naar het totaal van een dergelijk verzamelwerk werd verwezen.

[p. 240]

Aler, Jean Matthieu Marie, Im Spiegel der Form. Stilkritische Wege zur Deutung von Stefan Georges Maximindichtung. Diss. Amsterdam 1947, Amsterdam 1947: § 11.

Aristoteles, Περτ Ποιητικης. Hsg. von Alfred Gudeman. Berlin 1934: § 24.

Auerbach, Erich, Zur Technik der Frührenaissancenovelle in Italien und Frankreich. Diss. Greifswald 1921, Heidelberg 1921: § 32.

Auerbach, Erich, Mimesis. Dargestellte Wirklichkeit in der abendländischen Literatur. Bern 1959^2: § 38.

Bachelard, Gaston, La poétique de l'espace. Paris 1957: § 24, 27.

Balk-Smit Duyzentkunst, De grammatische functie. Methode van grammatische analyse, aan het Nederlands gedemonstreerd. Diss. Amsterdam 1963, Groningen 1963: § 40.

Barthes, Roland, Sur Racine. Paris 1963: § 11.

Barthes, Roland, Criticism as Language. In: George Steiner [e.a.], The Critical Moment. Essays on the Nature of Literature. London 1964, 123 e.v.: § 11.

Barthes, Roland, Qu'est-ce que la critique? In: R.B., Essais critiques. Paris 1964, 252 e.v.; § 11, 44.

Barthes, Roland, Les deux critiques. In: R.B., Essais critiques. Paris 1964, 246 e.v.: § 11.

Barthes, Roland, Écrivains et écrivants. In: R.B., Essais critiques. Paris 1964, 147 e.v.: § 44.

Barthes, Roland, Critique et vérité. Paris 1966: § 11.

Benveniste, E., ‘Structure’ en linguistique. In: Roger Bastide (éd.), Sens et usages du terme structure dans les sciences humaines et sociales. 's-Gravenhage 1962, 31 e.v. § 13.

Beriger, Leonhard, Die literarische Wertung. Ein Spektrum der Kritik. Halle-Saale 1938: § 6.

Berton, Jean-Claude, Shakespeare et Claudel. Le temps et l'espace au théatre. Genève et Paris 1958: § 28.

Beth, E.W., Axioma en Axiomatica. In: W. Banning e.a. (Red.), Encyclopaedisch handboek van het moderne denken. Arnhem 1950^3, 84 e.v.: § 4.

Beth, Evert W., Konstanten van het wiskundige denken. Amsterdam 1963 [= Mededelingen der Kon. Ndl. Akademie v. Wet., Afd. Letterk., NR xxvi, nr. 7]; en in: E.W.B., Moderne logica. Assen 1967, 146 e.v.: § 39.

Bierwisch, Manfred, Poetik und Linguistik. In: Sprache im technischen Zeitalter xv, 1965 [= Sonderheft Texttheorie und konkrete Dichtung], 1258 e.v.; en in: Helmut Kreuzer und Rul Gunzenhäuser (Hsg.), Mathematik und Dichtung. Versuche zur Frage einer exakten Literaturwissenschaft. München 1965, 49 e.v.: § 22, 26, 40.

Bierwisch, Manfred, Strukturalismus. Geschichte, Probleme und Methoden. In: Kursbuch v, 1966, 77 e.v.: § 40.

Bloch, Bernard, Linguistic Structure and Linguistic Analysis. In: Report of the 4th Annual Round Table Meeting on Linguistic and Language Studies 1953, 40 e.v.: § 13.

Bloch, Bernhard, and Trager, George L., Outline of Linguistic Analysis. Baltimore, Md., 1942: § 39.

Bloem, J.C., Over poëzie I. 's-Gravenhage 1942; ook in: J.C.B., Verzamelde beschouwingen. 's-Gravenhage 1950, 15 e.v.: § 12.

Blok, Wouter, Verhaal en lezer. Een onderzoek naar enige structuuraspecten van ‘Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan’ van Louis Couperus. Diss. Leiden 1960, Groningen 1960: § 24, 25, 30, 36, 38, 42, 44, 45.

Bloomfield, Leonard, Language, 1933. London 1935, 1950: § 19.

Boileau, [Nicolas], L'Art poétique. Présenté par Henri Bénac. Paris 1946: § 24.

Bolinger, Dwight, The Atomization of Meaning. In: Language xli, 1965, 555 e.v.

Bomhoff, J.G., Problemen der dramaturgie. In: Forum der letteren viii, 1967, 70 e.v.: § 32.

Booth, Wayne C., The Rhetoric of Fiction. Chicago 1961^1, 1963^4: § 37.

[p. 241]

Bowling, L.E., What is Stream-of-Consciousness-Technique? In: Publications of the Modern Language Association of America lxv, 1950, 337 e.v.: § 37.

Bowra, C.M., Heroic Poetry. London 1952: § 15.

Braakhuis, A.P., De thematische structuur van de versregel. 's-Gravenhage 1962: § 41, 45.

Braakhuis, A.P., De glimlach van Pierre Kemp. In: De nieuwe taalgids lvii, 1964, 14 e.v.: § 41.

Brandt Corstius, Jan., Introduction to the Comparative Study of Literature. New York 1967: § 7.

Bray, Bernard, L'Art de la lettre amoureuse. Des manuels aux romans (1550-1700). Rede [...] Utrecht [...] 1967, La Haye 1967: § 21.

Brik, O.M., Two Essays on Poetic Language. Postscript by Roman Jakobson. Ann Arbor 1964: § 11.

Broeck, Raymond van den, De paradoxen van het vertalen. In: Spiegel der letteren x, 1968, 180 e.v.: § 42.

Brooks, Cleanth, The Well Wrought Urn. Studies in the Structure of Poetry, 1947. London 1960^2: § 11, 29.

Bulhof, Francis, Transpersonalismus und Synchronizität. Wiederholung als Strukturelement in Thomas Manns ‘Zauberberg’. Diss. Utrecht 1966, Groningen 1966: § 13.

Buning, M., Allegory. The Debate Reopened/ The Debate Continued. In: Levende talen 1965, 203 e.v., en 1968, 414 e.v.: § 48.

Burke, Kenneth, Perspectives by Incongruity. Ed. by Stanley Edgar Hyman and Barbara Karmiller. Bloomington 1964: § 11.

Burke, Kenneth, Terms for Order. Ed. by Stanley Edgar Hyman and Barbara Karmiller. Bloomington 1964: § 11.

Cassirer, Ernst, Philosophie der symbolischen Formen. 4 Bde, 1923-1939. Darmstadt 1954-1956^2: § 46.

Chomsky, Noam, Syntactic Structures. The Hague-Paris 1957, 1966^6: § 39, 40.

Chomsky, Noam, Aspects of the Theory of Syntax. Cambridge, Mass., 1965^1, 1967^4: § 39, 40.

Cowan, Louise, The Beginnings of Critical Theory: 1924 In: L.C., The Fugitive Group. A Literary History. Baton Rouge, La., 1959, 141 e.v.: § 11.

Crane, R.S., The Languages of Criticism and the Structure of Poetry. Toronto 1953: § 11.

Curtius, Ernst Robert, Europäische Literatur und lateinisches Mittelalter. Bern 1948: § 16.

Daleszak, Bogdan, An Attempted Theory of the Reportage. In: Zagadnienia Rodzajów Literackich viii, 1965-66, afl. 1, 52 e.v.,: § 20.

Day, Douglas, The Background of the New Criticism. In: The Journal of Aesthetics and Art Criticism xxiv, 1966, 429 e.v.: § 11.

Deugd, Corn. de, Verhaal, lezer en literatuurwetenschap. In: Forum der letteren ii, 1961, 11 e.v.: § 38, 44.

Deugd, Corn. de, De eenheid van het comparatisme. Utrecht 1962: § 7.

Deugd, Cornelis de, Het metafysisch grondpatroon van het Romantische literaire denken. De fenomenologie van een geestesgesteldheid. Diss. Utrecht 1966, Groningen 1966: § 9.

Deutsch, Babette, Poetry Handbook. A Dictionary of Terms. London 1957: § 40.

Dietrich, Margret, Episches Theater? Beitrag zur Dramaturgie des 20. Jahrhunderts. In: Reinhold Grimm (Hsg.), Episches Theater. Köln-Berlin 1966, 94 e.v.: § 32.

Dorson, Richard M., Oral Styles of American Folk Narrators. In: Thomas A. Sebeok (Ed.), Style in Language. Cambridge, Mass.-New York-London, 1960, 27 e.v.: § 15.

Doubrovsky, Serge, Pourquoi la Nouvelle Critique? Critique et objectivité. Paris 1966: § 6, 8, 11.

Dresden, S., Existentiephilosophie en literatuurbeschouwing. Amsterdam 1946: § 8.

Dresden, S., Problemen der dagboekliteratuur. In: S.D., Bezonken avonturen. Essays. Amsterdam 1949, 87 e.v.: § 20.

Dresden, S., De structuur van de biografie. Den Haag-Antwerpen 1956: § 20.

[p. 242]

Dresden, S., Rondom de historische roman. In: Handelingen van het vijfentwintigste Nederlands Filologencongres [...] Leiden 1958, Groningen 1959, 8 e.v.: § 47.

Dresden, S., Souvenir. Een beschouwing over kunst en kitsch. Rede [...] Leiden 1963, Den Haag z.j.: § 27.

Dresden, S., Wereld in woorden. Beschouwingen over romankunst. Den Haag 1965: § 13.

Dresden, S., Het reuzenspel van Rabelais. In: G. Kazemier [e.a.], Het spel in de literatuur. Wassenaar z.j. [1968], 63 e.v.: § 14.

Dresden, S., Stuiveling, G., Teesing, H.P.H., over het begrip genre in Afdeling Algemene en Vergelijkende Literatuurwetenschap v.h. 26e Nederlands Filologencongres. In: Handelingen van het -, Groningen 1960, 66 e.v. en 98 e.v.: § 26.

Drop, Willem, Verbeelding en historie. Verschijningsvormen van de Nederlandse historische roman in de 19de eeuw. Diss. Utrecht 1958, Assen 1958: § 47.

Drop, W., Stijl en structuur. Het verhaal van oom Jan. In: Forum der letteren ix, 1968, 43 e.v.: § 13.

Dufrenne, Mikel, Critique littéraire et phénoménologie. In: Revue internationale de philosophie xviii, 1964, 193 e.v.: § 22.

Duroche, L.L., Aspects of Criticism. Literary Study in Present-Day Germany. The Hague 1967: § 11.

Eichenbaum, Boris, Aufsätze zur Theorie und Geschichte der Literatur. Übers. von Alexander Kaempfe. Frankfurt am Main 1965: § 11.

Elema, J., Poetica. Den Haag 1949: § 24.

Eliot, T.S., Literary Criticism-General. In: T.S.E., Selected Prose, ed. by John Hayward, 1953, 1955^3: § 11.

Empson, William, Seven Types of Ambiguity, 1930. New York z.j.: § 11.

Emrich, Wilhelm, Zum Problem der literarischen Wertung. In: Akademie der Wissenschaften und der Literatur. Abhandlungen der Klasse der Literatur, nr. 3, Mainz-Wiesbaden 1961: § 6.

Eng, J. van der, Žirmunskij contra Žirmunskij. In: Forum der letteren v, 1964, 105 e.v.: § 11.

Erlich, Victor, Russian Formalism. History-Doctrine. Den Haag 1955: § 11.

Escarpit, R., La définition du terme ‘littérature’. Projet d'article pour un dictionnaire international des termes littéraires. In: Actes du iii. Congrès de l'Association Internationale de Littérature Comparée, Utrecht 1961. 's-Gravenhage 1962. 77 e.v.: § 18.

Étienne, Servais, Défense de la philologie et autres écrits, 1933, Bruxelles 1965^2: § 11.

Flemming, Willi, Epik und Dramatik. Versuch ihrer Wesensdeutung. Bern 1955: § 7, 26.

Flemming, Willi, Bausteine zur systematischen Literaturwissenschaft. Meisenheim 1965: § 7.

Fletcher, Angus, Allegory. The Theory of a Symbolic Mode. Ithaca 1964: § 48.

Forster, E.M., Aspects of the Novel, 1927, New York 1954, London 1962, 1963: § 37, 42, 43, 44.

Forster, Richard, The New Romantics. A Reappraisal of the New Criticism. Bloomington, Ind., 1962^2: § 11.

Fowler, Roger, Linguistic Theory and the Study of Literature. In: R.F. (Ed.), Essays on Style and Language. Linguistic and Critical Approaches to Literary Style. London 1966, 1 e.v.: § 13.

Frank, Joseph, Spatial Form in Modern Literature. In: Sewanee Review liii, 1945, 221 e.v., 433 e.v.; ook in: Mark Schorer [e.a.], Criticism. The Foundations of Modern Literary Judgment. New York 1948, 379 e.v.; § 36.

Frenzel, Elisabeth, Stoff-, Motiv- und Symbolforschung. Stuttgart 1963: § 43.

Friedemann, Käte, Die Rolle des Erzählers in der Epik. Berlin 1910, Darmstadt 1965^2: § 37.

Friedman, Melvin, The Stream of Consciousness. A Study in Literary Method. New Haven, Conn. 1955: § 37.

[p. 243]

Friedman, Norman, Point of View in Fiction. The Development of a Critical Concept. In: Publications of the Modern Language Association of America lxx, 1955, 1160 e.v.: § 37.

Friedrich, Hugo, Die Struktur der modernen Lyrik. Von Baudelaire bis zur Gegenwart. Hamburg 1956: § 35.

Gadamer, Hans-Georg, Wahrheit und Methode. Grundzüge einer philosophischen Hermeneutik. Tübingen 1960, 1965^2: § 22.

Gaither, Mary, Literature and the Arts. In: Newton P. Stallknecht and Horst Frenz (Ed.), Comparative Literature. Method and Perspective. Carbondale, Ill., 1961, 153 e.v.: § 36.

Garvin, Paul L. (Ed.), A Prague School Reader on Esthetics, Literary Structure, and Style. Selected and Translated from the Original Czech by -. Washington, D.C., 1964: § 11, 21.

Geggus, Roswitha, Die wit in die poësie. 'N ondersoek na die funksionaliteit van die wit in die visuele aanbod van hedendaagse poësie. Diss. Amsterdam 1961, Amsterdam 1961: § 11, 29.

Genette, Gérard, Structuralisme et critique littéraire. In: G.G., Figures. Paris 1966, 145 e.v.: § 11.

Gerhardt, Mia I, The Art of Story-Telling. A Literary Study of the Thousand and one Nights. Leiden 1963: § 32.

Goldmann, Lucien, Pour une sociologie du roman. Paris 1964: § 6.

Gräser, Albert, Das literarische Tagebuch. Studien über Elemente des Tagebuchs als Kunstform. Diss. Saarbrücken 1955, Saarbrücken 1955: § 20.

Grimm, Hermann, Die Brüder Grimm. Erinnerungen von -. In: Kinder- und Hausmärchen gesammelt durch die Brüder Grimm. Darmstadt 1955, i, 5 e.v.: § 15.

Groot, A.W. de, Algemene versleer. Den Haag 1946: § 11, 40, 41.

Groot, A.W. de, Phonetics in its Relation to Aesthetics. In: L. Kaiser (Ed.), Manual of Phonetics. Amsterdam 1957, 385 e.v.: § 40.

Groot, A.W. de, Inleiding tot de algemene taalwetenschap. Tevens inleiding tot de grammatica van het hedendaagse Nederlands. Groningen 1962, 1964^2: § 19, 40.

Guiraud, Pierre, La Stylistique. Paris 1963: § 13.

Hall, Robert A., Cultural Symbolism in Literature. Ithaca 1963: § 46.

Hamburger, Käte, Das epische Präteritum. In: Deutsche Vierteljahrsschrift für Literaturwissenschaft und Geistesgeschichte xxvii, 1953, 329 e.v.: § 16.

Hamburger, Käte, Die Zeitlosigkeit der Dichtung. In: Deutsche Vierteljahrsschrift für Literaturwissenschaft und Geistesgeschichte xxix, 1955, 413 e.v.: § 16.

Hamburger, Käte, Die Logik der Dichtung. Stuttgart 1957, 1968^2: § 16.

Hamburger, Käte, The Theory of Statement. Prolegomena to a Theory of Literature. In: Algemeen Nederlands tijdschrift voor wijsbegeerte en psychologie lvi, 1964, 251 e.v.: § 16.

Hamburger, Käte, Noch einmal: Vom Erzählen. Versuch einer Antwort und Klärung. In: Euphorion lix, 1965, 46 e.v.: § 16.

Hamburger, Käte, Zur Theorie der Aussage. In: Zeitschrift für philosophische Forschung xx, 1966, 23 e.v.: § 16.

Hankiss, Jean, Problèmes du roman historique. In: Zagadnienia Rodzajów Literackich ii, 1960, afl. 2, 5 e.v.: § 47.

Hanneborg, Knut, The Study of Literature. A Contribution to the Phenomenology of the Humane Sciences. Oslo 1967: § 7.

Hatzfeld, Helmut A., A Critical Bibliography of the New Stylistics, Applied to the Romance Literatures 1900-1952. Chapel Hill 1953: § 11.

Hatzfeld, Helmut, et le Hir, Yves, Essai de bibliographie critique de stylistique française et romane (1955-1960). Paris 1961: § 11.

[p. 244]

Hebeisen, Hans-Martin, Versuch einer ontologischen Analyse der Zeit und der Handlung unter besonderer Berücksichtigung der Ästhetik des Dramas. Diss. Zürich 1961, Winnenden 1961: § 28.

Hellinga, W.G., en Scholtz, H. van der Merwe, Kreatiewe analise van taalgebruik. Prinsipes van stilistiek op linguistiese grondslag. Amsterdam/Pretoria 1955: § 11, 12, 41.

Hermand, Jost, Synthetisches Interpretieren. Zur Methodik der Literaturwissenschaft. München 1968: § 8.

Hester, Marcus B., The Meaning of Poetic Metaphor. An Analysis in the Light of Wittgenstein's Claim that Meaning is Use. The Hague 1967: § 46.

Horatius Flaccus, Quintus, Ars poetica, in: Satires, Epistles and Ars Poetica by Horace, with an English Translation by H. Rushton Fairclough. London 1961^2: § 24.

Hotopf, H.N., Language, Thought and Comprehension. A Case Study of the Writings of I.A. Richards. London 1965: § 11.

Humphrey, Robert, Stream of Consciousness in the Modern Novel. Berkeley and Los Angelos 1954, 1962^5: § 37.

Hyman, Stanley Edgar, The Armed Vision. A Study in the Methods of Modern Literary Criticism, 1947, 1955^4: § 11.

Hytier, Jean, Les arts de la littérature. Paris 1945: § 26.

Ingarden, Roman, Das literarische Kunstwerk, 1931, Tübingen 1960^2: § 11, 13, 18, 31, 33, 36, 40.

Ingarden, Roman, Das Form-Inhalt-Problem im literarischen Kunstwerk. In: Helicon i, 1938, 51 e.v.: § 12.

Ingarden, Roman, Von den Funktionen der Sprache im Theaterschauspiel. In: Zagadnienia Rodzajów Literackich i, 1958, 65 e.v.; ook in: R.I. Das literarische Kunstwerk, Tübingen 1960^2, 403 e.v.: § 33.

Ingarden, Roman, Werte, Normen und Strukturen nach René Wellek. In: Deutsche Vierteljahrsschrift für Literaturwissenschaft und Geistesgeschichte xl, 1966, 43 e.v.: § 13.

Ingarden, Roman, Vom Erkennen des literarischen Kunstwerks. Tübingen-Darmstadt 1968: § 15.

Jakobson, Roman, Über den Versbau der serbokroatischen Volksepen, In: Proceedings of the International Congress of Phonetic Sciences, Amsterdam 1932, 44 e.v.; en in: R.J., Selected Writings iv, Slavic Epic Studies. The Hague-Paris 1966, 51 e.v.: § 11, 40.

Jakobson, Roman, Two Aspects of Language and Two Types of Aphasic Disturbances, hfdst. v: ‘The Metaphoric and Metonymic Poles’. In: R.J. and Morris Halle (Ed.), Fundamentals of Language. Den Haag 1956, Part ii, 53 e.v. en 76 e.v.: § 46.

Jakobson, Roman, Poetry of Grammar and Grammar of Poetry. In: R.J., Selected Writings iii, The Hague 19.. (in voorbereiding): § 40.

Jakobson, Roman, Verse and its Masters. In: R.J., Selected Writings v, The Hague 19.. (in voorbereiding).

Janssens, Marcel, De schaduwloper. Leuven 1967: § 22.

Jasirìska, Maria, The Novelized Biography and the Biographical Novel. Two Inadequately Distinguished Genres of the Belletristic Biography. In: Zagadnienia Rodzajów Literackich x, 1967-68, afl. 1, 15 e.v.: § 20.

Jessurun d'Oliveira, H.U., Origineel en vertaling. In: Vondsten en bevindingen, Essays over nederlandse poëzie. Amsterdam 1967, 38 e.v.: § 42.

Jessurun d'Oliveira, H.U., Vondsten en bevindingen. Essays over nederlandse poëzie. Amsterdam 1967: § 11.

Jolles, André, Einfache Formen. Legende/Sage/Mythe/Rätsel/Spruch/Kasus/Memorabile/Märchen/Witz, 1930. Darmstadt 1958^2: § 15.

Joos, Martin, The Five Clocks. Bloomington 1962: § 13.

Jost, François, Problèmes de structure narrative. De ‘La nouvelle Héloise’ à ‘Werther’. In: Zagadnienia Rodzajów Literackich x, 1967/68, afl. 1, 51 e.v.: § 21.

[p. 245]

Kamerbeek, J.C., Aspecten van de tijd in de Griekse tragedie (Speciaal bij Aeschylus). Amsterdam 1963 [= Mededelingen der Kon. Ndl. Akademie van Wetensch., Afd. Letterk., NR xxvi, nr 4]: § 28.

Kamerbeek Jr., J., Geschiedenis en problematiek van het begrip ‘tijdgeest’. In: Forum der letteren v, 1964, 191 e.v.: § 10.

Kamerbeek Jr., J., ‘Steeds gaat het vers een eigen weg’, Rede [...] Amsterdam [...] 1967, Assen 1967: § 7.

Katz, Jerrold J., and Fodor, Jerry A., The Structure of a Semantic Theory. In: Language xxxix, 1963, 170 e.v.: § 39, 40.

Kayser, Wolfgang, Das sprachliche Kunstwerk. Eine Einführung in die Literaturwissenschaft, 1948, Bern 1968^13: § 7, 11, 13, 37, 44.

Kazin, Alfred, Criticism at the Poles. In: A.K., On Native Grounds. An Interpretation of Modern American Literature, 1942, 1963^2: 400 e.v.: § 11.

Kearney, Anthony, Clarissa and the Epistolary Form. In: Essays in Criticism xvi, 1966, 44 e.v.: § 21.

Kendall, Paul Murray, The Art of Biography. New York 1965: § 20.

Kerkhoff, Emmy, Innere Form als Grundbegriff der Stilistik. In: Levende talen 1952, 434 e.v.: § 12.

Kerkhoff, Emmy L., Kleine deutsche Stilistik. Bern und München 1962: § 13, 26.

Kesting, Marianne, Das epische Theater. Zur Struktur des modernen Dramas, 1959. Stuttgart 1962^2: § 32.

Killy, Walther, Versuch über den literarischen Kitsch, in: W.K., Deutscher Kitsch. Ein Versuch mit Beispielen. Göttingen 1962, 9 e.v.: § 18.

Kleiner, Juliusz, The Role of Time in Literary Genres. In: Zagadnienia Rodzajów Literackich ii, 1959, afl. 1, 5 e.v.: § 28.

Klotz, Volker, (Hsg.), Zur Poetik des Romans. Darmstadt 1965: § 24.

Kluckhohn, Paul, Literaturwissenschaft, Literaturgeschichte, Dichtungswissenschaft. Bemerkungen zu Fragen der Terminologie. In: Deutsche Vierteljahrsschrift für Literaturwissenschaft und Geistesgeschichte xxvi, 1952, 112 e.v.: § 7.

Knox, George, Critical Moments. Kenneth Burke's Categories and Critiques. Washington 1957: § 11.

Kooy, J.G., Taalkunde en literatuur. In: Merlyn iv, 1966, 243 e.v.: § 38.

Koziol, Herbert, Episches Präteritum und historisches Präsens. In: Germanisch-Romanische Monatsschrift NF vi, 1956, 398 e.v.: § 16.

Kraak, A., Negatieve zinnen. Een methodologische en grammatische analyse. Diss. Amsterdam 1966, Hilversum 1966: § 39.

Kraak, A., en Klooster, W.G., Syntaxis. Culemborg 1968: § 39, 40.

Kramer, W., Inleiding tot de stilistische interpretatie van literaire kunst. Groningen-Batavia 1947^2: § 11.

Kurylowicz, Jerzy, Metaphor and Metonymy in Linguistics. In: Zagadnienia Rodzajów Literackich ix, 1966-67, afl. 2 (17), 5 e.v.: § 46.

Lämmert, Eberhard, Bauformen des Erzählens. Stuttgart 1955, 1967^2: § 24, 30, 31, 48.

Landmann, Michael, Die absolute Dichtung. Essays zur philosophischen Poetik. Stuttgart 1963: § 24.

Lang, Hans-Joachim, Studien zur Entstehung der neueren amerikanischen Literaturkritik. Hamburg 1961: § 11.

Larochette, J., Teken en betekenis. In: Handelingen van het xxvie Vlaams Filologencongres. Gent 1967, 610: § 47.

Leed, Jacob, (Ed.), The Computer and Literary Style. Kent, Ohio, 1967: § 40.

[p. 246]

Lemon, Lee T., and Reis, Marion J., (Ed.), Russian Formalist Criticism: Four Essays. Lincoln, Nebr., 1965: § 11.

Lempicki, Sigmund von, Geschichte der deutschen Literaturwissenschaft bis zum Ende des 18. Jahrhunderts. Göttingen 1920, 1968^2: § 8.

LeSage, Laurent, The French New Criticism. An Introduction and a Sampler. Philadelphia, Penn., 1967: § 11.

Lessing, Gotthold Ephraim, Laokoon: oder über die Grenzen der Mahlerey und Poesie. In: G.E.L., Sämtliche Schriften hsg. v. Karl Lachmann, Bd. ix, Stuttgart 1893^3 [= Berlin 1968]: § 27.

Lettenbauer, Wilhelm, L. Tolstojs Stil in der Sicht der russischen Formalisten. In: Paul Böckmann (Hsg.), Stil- und Formprobleme in der Literatur. Heidelberg 1959, 396 e.v.: § 11.

Levin, Samuel R., Suprasegmentals and the Performance of Poetry. In: Quarterly Journal of Speech xlviii, 1962, 366 e.v.; ook in: Sheldon P. Zitner (Ed.), The Practice of Modern Literary Scholarship. Glenview, Ill., 1966, 344 e.v.: § 41.

Levin, Samuel R., Linguistic Structures in Poetry. Den Haag 1962: § 40.

Liede, Alfred, Dichtung als Spiel. Studien zur Unsinnspoesie an den Grenzen der Sprache. Berlin 1964: § 40.

Lindes, Elize, Veelheid en binding. 'N bydrae tot die ondersoek van die eenheidsprobleem in die literatuurwetenskap. Diss. Amsterdam 1955, Amsterdam 1956: § 11, 47.

Lockemann, Fritz, Die Bedeutung des Rahmens in der deutschen Novellendichtung. In: Wirkendes Wort vi, 1955-56, 208 e.v.: § 32.

Lockemann, Fritz, Literaturwissenschaft und literarische Wertung. München 1965: § 6.

Lohner, Edgar, Die Theorien des ‘New Criticism’. Eine Apologie der Dichtung in Amerika. In: Neue Deutsche Hefte 1958, nr. 45, 25 e.v.: § 11.

Lord, Albert B., The Singer of Tales. Cambridge, Mass., 1960: § 15.

Lotman, Ju. M., Sur la délimitation linguistique et littéraire de la notion de structure. In: Linguistics 6, June 1964, 59 e.v.: § 17.

Lu, Fei-Pai, T.S. Eliot. The Dialectical Structure of His Theory of Poetry. Chicago and London 1966: § 11.

Lubbock, Percy, The Craft of Fiction. 1921. London 1963^17: § 37.

Lulofs, Francis, Verkenning door varianten. De redacties van Het uur U van M. Nijhoff stilistisch onderzocht. Diss. Amsterdam 1955, Den Haag 1955: § 11.

Lunding, Erik, Wege zur Kunstinterpretation. København 1953: § 46.

Maatje, Frank C., Ein früher Ansatz zur ‘Stream of Consciousness’-Dichtung: Wilhelm Raabes ‘Altershausen’. In: Neophilologus xlv, 1961, 305 e.v.: § 37.

Maatje, Frank C., Der Raum als konstituierendes Moment in Wilhelm Raabes ‘Hungerpastor’. In: Levende talen 1961, 515 e.v.; ook in: Hermann Helmers (Hsg.), Raabe in neuer Sicht. Stuttgart 1968, 185 e.v.: § 36, 46.

Maatje, Frank C., Stil und Struktur. Anläßlich der ‘Kleinen deutschen Stilistik’ und der ‘Stilistische benadering: proza’ Emmy L. Kerkhoffs. In: Levende Talen 1963, 361 e.v.: § 26.

Maatje, Frank C., Der Doppelroman. Eine literatursystematische Studie über duplikative Erzählstrukturen. Diss. Utrecht 1964, Groningen 1964, 1968^2: § 30, 31, 37, 42.

Maatje, Frank C., recensie van Karlheinz Daniels, Substantivierungstendenzen in der deutschen Gegenwartssprache [...]. In: Linguistics 14, May 1965, 89 e.v.: § 39.

Maatje, Frank C., Literaire-ruimtebenadering. Over de lyrische, epische en dramatische ruimte. In: Forum der letteren vi, 1965, 1 e.v.: § 27, 33.

Maatje, Frank C., Über den Sinn der Unterscheidung zwischen Stil und Struktur des Sprachkunstwerks. In: Zagadnienia Rodzajów Literackich viii, 1965-66, afl. 2, 34 e.v.: § 13.

[p. 247]

Maatje, Frank C., recensie van A.P. Braakhuis, De thematische structuur van de versregel. In: Linguistics 27, November 1966, 99 e.v.: § 41, 45.

Maatje, Frank C., Versuch einer Poetik des Raumes. Der lyrische, epische und dramatische Raum. In: Zagadnienia Rodzajów Literackich xi, 1968/69, afl. 1, 5 e.v.: § 27, 33.

Mandelkow, Karl Robert, Der deutsche Briefroman. Zum Problem der Polyperspektive im Epischen. In: Neophilologus xliv, 1960, 200 e.v.: § 21.

Markwardt, Bruno, Geschichte der deutschen Poetik. 5 delen, Berlin 1956-67: § 8, 24.

Maurer, Karl, recensie van Hugo Friedrich, Zur Frage der Übersetzungskunst. In: Poetica i, 1967, 134 e.v.: § 42.

Mauron, Charles, Des métaphores obsédantes au mythe personnel. Introduction à la Psychocritique. Paris 1963, 1964^2: § 8.

May, Kurt, Über die gegenwärtige Situation einer deutschen Literaturwissenschaft. In: Trivium v, 1947, 293 e.v.: § 11.

Meier, Erika, Realism and Reality. The Function of the Stage Directions in the New Drama from Thomas William Robertson to George Bernard Shaw. Diss. Basel 1967, Bern 1967: § 34.

Mendilow, A.A., Time and the Novel. London 1952: § 30.

Meyer, Herman, Zum Problem der epischen Integration. In: Trivium viii, 1950, 299 e.v.; en in: H.M., Zarte Empirie. Studien zur Literaturgeschichte. Stuttgart 1963, 12 e.v.: § 47.

Meyer, Herman, Raum und Zeit in Wilhelm Raabes Erzählkunst. In: Deutsche Vierteljahrsschrift für Literaturwissenschaft und Geistesgeschichte xxvii, 1953, 236 e.v.; ook in: Volker Klotz (Hsg.), Zur Poetik des Romans. Darmstadt 1965, 239 e.v., en in: Hermann Helmers (Hsg.), Raabe in neuer Sicht. Stuttgart 1968, 98 e.v.: § 36.

Meyer, Herman, Raumgestaltung und Raumsymbolik in der Erzählkunst. In: Studium Generale x, 1957, 620 e.v.: § 36.

Meyer, Herman, recensie van Eberhard Lämmert, Bauformen des Erzählens [...]. In: Anzeiger für deutsches Altertum und deutsche Literatur lxxxviii, NF lxx, 1957-58, 80 e.v.: § 48.

Meyer, Herman, Das Zitat in der Erzählkunst. Zur Geschichte und Poetik des europäischen Romans. Stuttgart 1961: § 47.

Meyer, Herman, Von der Freiheit des Erzählers. In: Festgabe für L.L. Hammerich. Aus Anlaß seines siebzigsten Geburtstags. Kopenhagen 1962, 181 e.v.: § 13.

Meyerhoff, H., Time in Literature. Berkeley/Los Angelos 1955: § 30.

Milic, Louis Tonko, A Quantitative Approach to the Style of Jonathan Swift. The Hague-Paris 1967: § 13, 40.

Miller, Robert L., The Linguistic Relativity Principle and Humboldtian Ethnolinguistics. A History and Appraisal. The Hague 1968: § 39.

Misch, Georg, Geschichte der Autobiographie. 3 delen, Bern 1949/50, Frankfurt a.M. 1955, 1959-62: § 20.

Morier, Henri, Dictionnaire de poétique et de rhétorique. Paris 1961: § 24.

Moritz, Karl Philipp, Schriften zur Ästhetik und Poetik. Hsg. von Hans Joachim Schrimpf. Tübingen 1962: § 24.

Morpurgo, E., De nonsens-poëzie. Amsterdam 1960: § 40.

Muir, Edwin, The structure of the Novel, 1928, London 1949^5: § 37.

Müller, Günther, Über die Seinsweise von Dichtung. In: Deutsche Vierteljahrsschrift für Literaturwissenschaft und Geistesgeschichte xvii, 1939, 137 e.v.; ook in: G.M., Morphologische Poetik. Gesammelte Aufsätze. Darmstadt 1968, 89 e.v.: § 11.

Müller, Günther, Die Gestaltfrage in der Literaturwissenschaft und Goethes Morphologie. Halle-Saale 1944; ook in: G.M., Morphologische Poetik. Gesammelte Aufsätze. Darmstadt 1968, 146 e.v.: § 11.

[p. 248]

Müller, Günther, Morphologische Poetik. In: Helicon v, 1944, 1 e.v.; ook in: G.M., Morphologische Poetik. Gesammelte Aufsätze. Darmstadt 1968, 225 e.v.: § 11.

Müller, Günther, Die Bedeutung der Zeit in der Erzählkunst. Bonner Antrittsvorlesung 1946, Bonn 1947; ook in: G.M., Morphologische Poetik. Gesammelte Aufsätze. Darmstadt 1968, 247 e.v.: § 30.

Müller, Günther, Erzählzeit und erzählte Zeit. In: Festschrift für Paul Kluckhohn und Hermann Schneider, gewidmet zu ihrem 60. Geburtstag. Tübingen 1948, 195 e.v.; ook in: G.M., Morphologische Poetik. Gesammelte Aufsätze. Darmstadt 1968, 269 e.v.: § 30, 31.

Müller, Günther, Über das Zeitgerüst des Erzählens. (Am Beispiel des ‘Jürg Jenatsch’). In: Deutsche Vierteljahrsschrift für Literaturwissenschaft und Geistesgeschichte xxiv, 1950, 1 e.v.; ook in: G.M., Morphologische Poetik. Gesammelte Aufsätze. Darmstadt 1968, 388 e.v.: § 30.

Müller, Günther, Aufbauformen des Romans. Dargelegt an Entwicklungsromanen G. Kellers und A. Stifters. Allard Pierson-Stichting, Afd. Mod. Lit.-wet., Nr. 27. Groningen/Djakarta 1953; ook in: Neophilologus xxxvii, 1 e.v. Voorts in: G.M., Morphologische Poetik. Gesammelte Aufsätze. Darmstadt 1968, 556 e.v.: § 30.

Müller-Seidel, Walter, Probleme der literarischen Wertung. Über die Wissenschaftlichkeit eines unwissenschaftlichen Themas. Stuttgart 1965: § 6.

Müller-Vollmer, Kurt, Towards a Phenomenological Theory of Literature: A Study of Wilhelm Dilthey's Poetik. The Hague 1963: § 13.

Munter, J. de, Naar een nieuwe synthese in de linguïstiek. In: Kultuurleven sept. 1936, 1 e.v. en Juli 1937, 1 e.v.: § 19.

Mussche, Achilles, Nederlandse poëtica. Brussel 1960^3: § 24.

Neumann, Friedrich Wilhelm, Die formale Schule der russischen Literaturwissenschaft und die Entwicklung der russischen Literaturtheorien. In: Deutsche Vierteljahrsschrift für Literaturwissenschaft und Geistesgeschichte xxix, 1955, 99 e.v.: § 11.

Ogden, C.K., and Richards, I.A., The Meaning of Meaning. A Study of the Influence of Language upon Thought and of the Science of Symbolism, 1923, London 1960^10: § 4, 11.

Ohmann, Richard, Generative Grammars and the Concept of Literary Style. In: Word xx, 1964, 423 e.v.: § 40.

Osgood, C.E., Some Effects of Motivation on Style of Encoding. In: Thomas A. Sebeok (Ed.) Style in Language. Cambridge, Mass., 1960, 293 e.v.: § 13.

Ostrowski, Witold, Imaginary History. In: Zagadnienia Rodzajów Literackich iii, 1960, afl. 2, 27 e.v.: § 47.

Oversteegen, J.J., Analyse en oordeel [i]; ii Autonomie; iii De strukturele analyse. In: Merlyn iii, 1965, 161 e.v., 268 e.v., 476 e.v.: § 11.

Pascal, Roy, Autobiography as an Art Form. In: Paul Böckmann (Hsg.), Stil- und Formprobleme in der Literatur. Heidelberg 1954, 114 e.v.: § 20.

Pascal, Roy, Design and Truth in Autobiography. London 1960: § 20.

Petersen, Julius, Die Wissenschaft von der Dichtung. System und Methodenlehre der Literaturwissenschaft. Berlin 1939: § 32.

Petsch, Robert, Deutsche Literaturwissenschaft. Aufsätze zur Begründung der Methode. Berlin 1940: § 15.

Peyre, Henri, Les générations littéraires. Paris 1948: § 23.

Picard, Raymond, Nouvelle Critique ou nouvelle imposture. Paris 1965: § 11.

Pichois, Cl., et Rousseau, A.M., La littérature comparée. Paris 1967: § 7.

Picon, Gaëtan, L'Écrivain et son ombre. Paris 1953 [= Introduction à une esthétique de la littérature i]: § 22.

[p. 249]

Pinder, Wilhelm, Das Problem der Generation in der Kunstgeschichte Europas. München 1961: § 23.

Plato, The Republic. With an English Translation by Paul Shorey. London 1963: § 38.

Podewils, Clemens, (Red.), Poetik. München 1962: § 24.

Pongs, Hermann, Das Bild in der Dichtung. 2 Bde, 1927-1939. Marburg 1960-1963^2: § 46.

Pouillon, Jean, Temps et roman. Paris 1946: § 30, 37.

Poulet, Georges, L'Espace Proustien. Paris 1963: § 36.

Preminger, Alex, (Ed.), Encyclopedia of Poetry and Poetics. Princeton, N.J. 1965: § 24, 38.

Raleigh, John Henry, The New Criticism as an Historical Phenomenon. In: Comparative Literature xi, 1959, 21 e.v.: § 11.

Ramondt, Marie, De werkelijkheid in het volkssprookje. In: M.R., Sprookjesvertellers en hun wereld. Van Primitivisme tot Symbolisme. Vier sprookjesstudiën. Groningen/Batavia 1948, 7 e.v.: § 15.

Ransom, John Crowe, The World's Body. New York 1938: § 13.

Ransom, John Crowe, The New Criticism. Norfolk, Conn., 1941: § 11.

Ransom, John Crowe, Humanism at Chicago. In: J.C.R., Poems and Essays, 1955, New York 1962^2, 88 e.v.: § 11.

Rasch, Wolfdietrich, Zur Frage des epischen Präteritums. In: Wirkendes Wort, 3. Sonderheft Hennig Brinkmann zur Vollendung des 60. Lebensjahres. August 1961, 68 e.v.: § 16.

Reichling, Anton J.B.N., Het woord. Een studie omtrent de grondslag van taal en taalgebruik. Diss. Nijmegen 1935, Zwolle 1967^2: § 19.

Reichling, A., De taal, haar wetten en haar wezen. In: ENSIE (Eerste Nederlandsche Systematische Encyclopaedie), ii; en in: A.R., Verzamelde studies over hedendaagse problemen der taalwetenschap. Zwolle 1961, 1965^3, 24 e.v.: § 17, 46.

Reichling, Anton, Grondslagen en methoden der syntaxis. Het kryptanalytisch formalisme. In: A.R., Verzamelde studies over hedendaagse problemen der taalwetenschap. Zwolle 1965^3, 80 e.v.: § 39.

Reve, K. van het-, In die doos zat weer een doos. De artistieke functie van het kader-procédé. In: Forum der letteren ii, 1961, 49 e.v.: § 32.

Richard, J.-P., Quelques aspects nouveaux de la critique littéraire en France. In: Le Français dans le monde ii, 1963, nr. 15, 2 e.v.: § 11.

Richards, I.A., Principles of Literary Criticism, 1924. London 1955^14: § 11.

Richards, I.A., Practical Criticism. A Study of Literary Judgment, 1929. New York [z.j.].: § 11, 45.

Righter, William, Logic and Criticism. London 1963, 1965^2: § 13.

Röhrich, Lutz, Sage. Stuttgart 1966: § 15.

Romein, Jan, De biografie. Een inleiding. Amsterdam 1946: § 20.

Rousset, Jean, Une forme littéraire: le roman par lettres. In: J.R., Forme et signification. Essais sur les structures littéraires de Corneille à Claudel. Paris 1962, 65 e.v.: § 21.

Rümke, H.C., Over Frederik van Eeden's ‘Van de koele meren des doods’. Een essay. Amsterdam 1964: § 37.

Rutten, M., In de schaduw van de schaduwloper. In: Spiegel der letteren x, 1968, 210 e.v.: § 22.

Rychner, Jean, La chanson de geste. Essai sur l'art épique des jongleurs. Genève-Lille 1955: § 15.

Sartre, Jean-Paul, Qu'est-ce que la littérature? In: J.-P.S., Situations ii, Paris 1948: § 21.

Saussure, Ferdinand de, Cours de linguistique générale. Publié par Charles Bally [e.a.]. Paris 1915, 1922^2: § 19.

Scholtz, H. van der Merwe, Sistematiese verslag van 'n stilistiese analise. Diss. Amsterdam 1950, Amsterdam 1950: § 11.

[p. 250]

Schultink, H., De linguïstische grondslagen van het woordspel. In: De nieuwe taalgids lvii, 1964, 242 e.v.: § 40.

Schultink, H., Transformationeel-generatieve taalbeschrijving. In: De nieuwe taalgids lx, 1967, 238 e.v.: § 39.

Scully, James (Red.), Modern Poetics. New York 1965: § 24.

Sebeok, Thomas E., (Ed.), Style in Language. Cambridge, Mass., 1960: § 38.

Seidler, Herbert, Zum Stilwert des deutschen Präteritums. In: Wirkendes Wort iii, 1952/53, 271 e.v.: § 16.

Seidler, Herbert, Dichterische Welt und epische Zeitgestaltung. In: Deutsche Vierteljahrsschrift für Literaturwissenschaft und Geistesgeschichte xxix, 1955, 390 e.v.: § 16.

Seidler, Ingo, Reale und ideale Schichten des Sprachkunstwerks? Ein kritischer Beitrag zur Literaturontologie. In: Neophilologus lii, 1968, 355 e.v.: § 15.

Sengle, Friedrich, Der Umfang als ein Problem der Dichtungswissenschaft. In: R. Alewyn [u.a.] (Hsg.), Gestaltprobleme der Dichtung. Günther Müller zu seinem 65. Geburtstag. Bonn 1957, 299 e.v.

Sengle, Friedrich, Die literarische Formenlehre. Vorschläge zu ihrer Reform. Stuttgart 1967: § 26.

Šklovskij, Viktor, Theorie der Prosa. Übers. von Gisela Drohla. Frankfurt a.M. 1966: § 11.

Skwarczyńska, Stefania, Diskussionsbeitrag zu Problemen der genologischen Systematik. In: Zagadnienia Rodzajów Literackich ii, 1960, nr. 2, 115 e.v.: § 26.

Smit, W.A.P., Literatuur-historie bij een Meilied van Hooft (‘De Min met pricken van zijn' strael’). Afscheidscollege [...] Utrecht, Assen 1968: § 48.

Soeteman, C., Dichtung. Enkele beschouwingen over vorm en betekenis van een Duits zelfstandig naamwoord. Rede [...] Leiden [...] 1957, Groningen 1957: § 7.

Sötemann, August Lammert, De structuur van ‘Max Havelaar’. Bijdrage tot het onderzoek naar de interpretatie en evaluatie van de roman. Diss. Utrecht 1966, Utrecht 1966: § 14, 44.

Sötemann, A.L., Achtergronden bij enige critici. In: De nieuwe taalgids lxi, 1968, 101 e.v.: § 22.

Sötemann, A.L., M. Nijhoffs ‘De moeder de vrouw’. Een analyse in twee etappes. In: De nieuwe taalgids. W.A.P. Smit-nummer. Groningen 1968, 134 e.v.: § 29, 41.

Spitzer, Leo, Stilstudien. 2 delen. München 1928, 1961^2: § 11.

Spoerri, Theophil, Kleines Präludium zur Poesie. Vom Geheimnis des Schönen und von den Grenzen der Poesie. Hamburg 1957: § 11.

Staal, J.F., Hans-Georg Gadamer, Wahrheit und Methode [...] (recensie). In: Foundations of Language iii, 1967, 203 e.v.: § 22.

Staiger, Emil, Die Zeit als Einbildungskraft des Dichters. Untersuchungen zu Gedichten von Brentano, Goethe und Keller, 1939, Zürich 1953^2: § 29.

Staiger, Emil, Morphologische Literaturwissenschaft. In: Trivium ii, 1944, 223 e.v.: § 11.

Staiger, Emil, Grundbegriffe der Poetik. Zürich 1946, 1959^4: § 11, 24, 26, 32, 40.

Staiger, Emil, Zum Problem der Poetik. In: Trivium vi, 1948, 274 e.v.: § 24, 26.

Staiger, Emil, Die Kunst der Interpretation. In: E.S., Die Kunst der Interpretation. Studien zur deutschen Literaturgeschichte, 1955, Zürich 1961^3, 1 e.v.: § 11, 40.

Staiger, Emil, Andeutung einer Musterpoetik. In: Klaus Lazarowicz und Wolfgang Kron (Hsg.), Untersuchung und Bewahrung. Festschrift für Hermann Kunisch zum 60. Geburtstag. Berlin 1961, blz. 354 e.v.: § 24, 26.

Stallman, Robert Wooster, The New Critics. In: R.W.S. (Ed.), Critiques and Essays in Criticism 1920-1948. Representing the Achievement of Modern British and American Critics. New York 1949, 488 e.v.: § 13.

[p. 251]

Stankiewicz, Edward, Linguistics and the Study of Poetic Language. In: Thomas A. Sebeok (Ed.), Style in Language. Cambridge, Mass., 1960, 69 e.v.: § 38.

Stanzel, Franz, Die typischen Erzählsituationen im Roman. Dargestellt an Tom Jones, Moby-Dick, The Ambassadors, Ulysses u.a. Wien-Stuttgart 1955, 1963^2: § 37.

Stanzel, Franz K., Episches Präteritum, erlebte Rede, historisches Präsens. In: Deutsche Vierteljahrsschrift für Literaturwissenschaft und Geistesgeschichte xxxiii, 1959, 1 e.v.: § 16.

Stanzel, Franz, Typische Formen des Romans. Göttingen 1964: § 37.

Starink, J., Het fragmentarische huis. Ruimtelijke verbeelding in een roman. (Simon Vestdijk, Terug tot Ina Damman). 's-Hertogenbosch 1964 [= Tiliburgis, Publicaties van de Katholieke leergangen xv]: § 36.

Starobinsky, Jean, Les directions nouvelles de la recherche critique. In: Preuves xv, 1965, nr. 172, 23 e.v.: § 11.

Starre, E. van der, Studeerkamerspel en toneelwetenschap. In: Forum der letteren viii, 1967 104 e.v.: § 32.

Stewart, John L., Ransom's Theories of Poetry and Criticism. In: J.L.S., The Burden of Time. The Fugitives and Agrarians. Princeton, N.J., 1965, 257 e.v.: § 11.

Stief, Carl, Russian Formalism, a School in Literary Scholarship. In: Théories et problèmes. Contributions à la méthodologie littéraire. Copenhague 1958, 153 e.v. [= Supplementum ii Orbis Litterarum]: § 11.

Striedter, Jury (Hsg.), Texte der russischen Formalisten. Bd. i: Texte zur allgemeinen Literaturtheorie und zur Theorie der Prosa. München 1969: § 11.

Stutterheim, C.F.P., Het begrip metaphoor. Een taalkundig en wijsgerig onderzoek. Diss. Amsterdam 1941, Amsterdam 1941: § 46.

Stutterheim, C.F.P., Stijlleer. Den Haag 1947: § 13.

Stutterheim, C.F.P., De theorie der literaire genres. In: Feestbundel [...] H.J. Pos. Amsterdam 1948, 128 e.v.: § 26.

Stutterheim, C.F.P., Tijd en taalkunstwerk. Amsterdam 1950 [= Mededelingen der Kon. Ndl. Akademie van Wetensch., Afd. Letterk., NR xiii, nr. 12]; ook in: C.F.P.S., Conflicten en grenzen. Acht literatuurwetenschappelijke studies. Amsterdam 1963, 62 e.v.: § 29.

Stutterheim, C.F.P., A.W. de Groot, Algemene versleer [...] (recensie). In: Lingua i, 1950/51, 104 e.v.

Stutterheim, C.F.P., Modern Stylistics. In: Lingua i, 1950-51, 410 e.v. en iii, 1952-53, 52 e.v.: § 21.

Stutterheim, C.F.P., Vers en voordracht. In: Levende talen 1952, 7 e.v.; ook in: C.F.P.S., Conflicten en grenzen. Acht literatuurwetenschappelijke studies. Amsterdam 1963, 115 e.v.: § 29.

Stutterheim, C.F.P., Problemen der literatuurwetenschap. Antwerpen-Amsterdam 1953, Amsterdam 1966^2: § 11, 12, 45.

Stutterheim, C.F.P., Taalbeschouwing en taalbeheersing, 1954, Amsterdam 1965^2: § 17, 41.

Stutterheim, C.F.P., Poetry and Prose. Their Interrelations and Transitional Forms. In: D. Davie [e.a.], Poetics. Proceedings of the First International Conference of Work-in-Progress Devoted to Problems of Poetics. Warsawa 1961, 225 e.v.: § 40.

Stutterheim, Cornelis F.P., Prolegomena to a Theory of the Literary Genres. In: Zagadnienia Rodzajów Literackich vi, 1964, nr. 2, 5 e.v.: § 26.

Teesing, H.P.H., Das Problem der Perioden in der Literaturgeschichte. Diss. Groningen 1948, Groningen 1949: § 23.

Teesing, H.P.H., Literatuurgeschiedenis en literatuurwetenschap. Openbare les [...] Utrecht [...] 1952, Groningen 1952: § 7.

[p. 252]

Teesing, H.P.H., The Chicago School. In: Théories et problèmes. Contributions à la méthodologie littéraire. Copenhague 1958, 198 e.v.: § 11.

Teesing, H.P.H., Capriolen van Pegasus. In: Levende talen 1959, 394 e.v.: § 40.

Teesing, H.P.H., Die Magie der Zahlen. Das Generationsprinzip in der vergleichenden Literaturgeschichte. In: Miscellanea Litteraria in Commemorationem Primi Decennii Instituti Edita. Groningen 1959, 149 e.v.: § 23.

Teesing, H.P.H., Probleme der kunstwissenschaftlichen Wertung. In: Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte en Psychologie lvi, 1964, 246 e.v.: § 6, 22.

Teesing, H.P.H., Der Standort des Interpreten. In: Orbis litterarum xix, 1964, 31 e.v.: § 6, 22.

Teesing, H.P.H., recensie van A. Liede, Dichtung als Spiel. In: Zeitschrift für deutsches Altertum und deutsche Literatur xcv, 1966, 38 e.v.: § 40.

Teesing, H.P.H., Periodisierung. In: Werner Kohlschmidt und Wolfgang Mohr, Reallexikon der deutschen Literaturgeschichte. iii, Berlin 1966^2, 74 e.v.: § 23.

Teesing, H.P.H., Theaterwetenschap. In: Forum der letteren viii, 1967, 96 e.v.: § 32.

Teesing, H.P.H., Romantische ironie bij Heinrich Heine. In: G. Kazemier [e.a.], Het spel in de literatuur. Wassenaar z.j. [1968], 96 e.v.: § 16.

Thieberger, Richard, Der Begriff der Zeit bei Thomas Mann. Baden-Baden 1952: § 30.

Tieghem, Paul van-, La question des genres littéraires. In: Helicon i, 1939, 95 e.v.: § 26.

Todorov, Tzvetan (éd.), Théorie de la littérature. Textes des Formalistes Russes, réunis, présentés et traduits par-, préface de Roman Jakobson. Paris 1965: § 11.

Tomaševskij, B., La nouvelle école d'histoire littéraire en Russe. In: Revue des études slaves viii, 1928, 226 e.v.: § 11.

Toorn, M.C. van den-, Inleiding tot Rhijnvis Feith, ‘Julia’. (Tekstuitgave) Den Haag, z.j.: § 36.

Toorn, M.C. van den, Opvattingen in de moderne grammatica. In: Levende talen 1968, 259 e.v.: § 39.

Tynjanov, Jurij, Die literarischen Kunstmittel und die Evolution in der Literatur. Übers. von Alexander Kaempfe. Frankfurt am Main 1967: § 11.

Uhlenbeck, E.M., Taalwetenschap. Een eerste inleiding. Den Haag 1965^4: § 19.

Uhlenbeck, E.M., Enige beschouwingen over Amerikaanse en Nederlandse linguïstiek. In: Forum der letteren vii, 1966, 1 e.v.: § 39.

Unger, Rudolf, Literaturgeschichte als Problemgeschichte. Zur Frage geisteshistorischer Synthese, mit besonderer Beziehung auf Wilhelm Dilthey. In: R.U., Aufsätze zur Prinzipienlehre der Literaturgeschichte. Berlin 1929, 137 e.v.: § 10.

Verdenius, W.J., Mimesis. Plato's Doctrine of Artistic Imitation and its Meaning to Us. Leiden 1962: § 38.

Verhoeff, Abraham, The Practice of Criticism. A Comparative Analysis of W.B. Yeats's ‘Among School Children’. Diss. Utrecht 1966, Utrecht 1966: § 11.

Vestdijk, S., Lessing's ‘Laokoon’ en de moderne esthetiek. In: S.V., De Poolse ruiter. Essays, 1946, Den Haag 1958^2, 89 e.v.: § 27.

Villiger, Hermann, Kleine Poetik. Eine Einführung in die Formenwelt der Dichtung. Frauenfeld 1964: § 24.

Vivas, Eliseo, The Neo-Aristotelians of Chicago. In: E.V., The Artistic Transaction and Essays on Theory of Literature. Columbus, Ohio, 1963, 243 e.v.: § 11.

Voss, Ernst Theodor, Erzählprobleme des Briefromans. Dargestellt an vier Beispielen des 18. Jahrhunderts. Diss. Bonn 1960, Bonn 1960: § 21.

Waldron, R.A., Sense and Sense Development. London 1967: § 4.

Walzel, Oskar, Gehalt und Gestalt im Kunstwerk des Dichters. Berlin-Neubabelsberg 1923: § 11.

Waszink, J.H., De philologische methode van literatuurbeschouwing. In: J.H. Waszink [e.a.], Benaderingen van het literaire werk. Den Haag 1961, 5 e.v.: § 9.

[p. 253]

Watson, George, The Literary Critics. A Study of English Descriptive Criticism, 1962, 1964^3: § 8.

Weber, Jean-Paul, Genèse de l'oeuvre poétique. Paris 1960: § 8.

Weber, Jean-Paul, Domaines thématiques. Paris 1963: § 8.

Weber, Jean-Paul, Neo-critique et paléo-critique ou contre Picard. Paris 1966: § 11.

Wehrli, Max, Allgemeine Literaturwissenschaft. Bern 1951: § 7.

Weimann, Robert, ‘New Criticism’ und die Entwicklung bürgerlicher Literaturwissenschaft. Geschichte und Kritik neuer Interpretationsmethoden. Halle-Saale 1962: § 11.

Weinrich, Harald, Semantik der kühnen Metapher. In: Deutsche Vierteljahrsschrift für Literaturwissenschaft und Geistesgeschichte xxxvii, 1963, 325 e.v.: § 46.

Weinrich, Harald, Tempus. Besprochene und erzählte Welt. Stuttgart 1964: § 16.

Weinrich, Harald, Linguistik der Lüge. Heidelberg 1966: § 14.

Weinrich, Harald, Tempusprobleme eines Leitartikels. In: Euphorion lx, 1966, 263 e.v.: § 16.

Weinrich, Harald, [e.a.] (Hsg.), Die Metapher. (Bochumer Diskussion). In: Poetica ii, 1968, 100 e.v.: § 46.

Weisgerber, J., Proefvlucht in de literaire ruimte. Een studie over de ruimtelijke elementen in L.P. Boons roman ‘De voorstad groeit’. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift xix, 1966, 162 e.v.: § 36.

Wellek, René, A History of Modern Criticism: 1750-1950. New Haven, Conn., 1955-, 5 delen: § 8.

Wellek, René, Begriff und Idee der vergleichenden Literaturwissenschaft. In: Arcadia ii, 1967, 229 e.v.: § 7.

Wellek, René, and Warren, Austin, Theory of Literature, 1949, New York 1956: § 4, 7, 9, 13, 37, 42, 48.

Werner, Heinz, Das Prinzip der Gestaltschichtung und seine Bedeutung im kunstwerklichen Aufbau. In: Zeitschrift für angewandte Psychologie, Beiheft lix, 1931, William Stern-Festschrift, 241 e.v.: § 19.

Wimsatt, W.K., Jr., The Chicago Critics. The Fallacy of Neoclassic Species. In: W.K.W., The Verbal Icon. Studies in the Meaning of Poetry. New York 1965: § 11.

Wirth, Andrzej, Über die stereometrische Struktur der Brechtschen Stücke. In: Reinhold Grimm (Hsg.), Episches Theater. Köln-Berlin 1966, 197 e.v.: § 32.

Würzbach, Natasha, Die Struktur des Briefromans und seine Entstehung in England. Diss. München 1964, München 1964: § 21.

Žirmunskij, Viktor, Introduction to Metrics. The Theory of Verse. Translated from the Russian by C.F. Brown. The Hague 1966: § 11.