hoorden nog nergens bij. Omdat er minder wijven dan jongens zaten, was de toegang gesloten, ook voor mij. Dat was nu eenmaal zo. Dat was de wet: je moet niet lullen.
Ik bleef nog even staan, probeerde nog een babbeltje te maken maar het lukte niet. Natuurlijk lukte dat niet, al zat je eigen moeder in de dug-out, als je er niet bijkoorde dan hoorde je er gewoon niet bij, dan moest je oprotten en niet gaan ouwehoeren. Een harde maar eerlijke wet die gold zolang de avond duurde. Ik hoorde er niet bij en dus zat er niets anders op dan te kijken wat er verder overbleef.
Gerard en ik draaiden onze rondjes en hadden weinig lol. Waar wij gingen, ging de rest van de groep, die we alsmaar probeerden kwijt te raken. Dat lukte niet. Het was onze eigen schuld.
Dat je van tijd tot tijd eens ging kijken hoe het ermee stond, dat was normaal, dat mocht. Maar beslist niet vaker dan één of twee keer in een half uur en je moest ook niet te veel lullen. Gerard en ik schaatsten telkens zo dicht mogelijk langs de dug-out om te kijken wie daar zat en wie bij wie zat en hoe men zat. Toen gingen we erop af. Dezelfde mensen als altijd en de verdeling was ook niet spectaculair. Maar er was één nieuwe en ze zat bij Jos, één nieuwe...
‘Ken je dat wijf?’ vroeg Gerard.
‘Ja’, zei ik, ‘Marie-José van der Kamp. Ze heeft bij mij in de klas gezeten op de Sint-Joseph.’
‘En?’
‘Een trut.’
Gerard ging even dag zeggen en ik moest mee. Jos zag ons komen, sloeg zijn arm om haar heen en lachte triomfantelijk. ‘Dag’ zei Gerard en Marie-José zei ‘dag’. Toen keek ze mij aan en glimlachte. ‘Dag’ zei ik en zij zei ‘dag’. ‘Ken je haar nog?’ vroeg Jos. ‘Ja’, zei ik en lachte. Zij lachte ook. We bleven nog eventjes staan, stilletjes, onwennig, en daarna schaatsten we weg. ‘Lekker wijf’, zei Gerard en ik zei ‘ja’.
Het was ook een ‘lekker wijf’, Marie-José. Mooie ogen had ze, mooie donkere ogen en mooi zwart haar. De rest van de avond bleef ik uit haar buurt. Ik draaide mijn rondjes, met Gerard en met wat anderen, ik draaide mijn rondjes en gluurde, naar Jos en naar Marie-José.