Praeludium(1941)–Loe Maas– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 58] [p. 58] II De avond en wat, licht, kon lokken - nieuw verwoest Jerusalem! - is stil, met rouwfloers overtrokken. Ik zing mijn eigen requiem. Gedachten spelen een nocturne. Wie, vereenzaamd, zich beziet ten avond, voelt den dood; de urnen staan gevuld met zielsverdriet; en, Judas-bloesem, waait verloren d'asch der droomen - somber zaad. Ik hoor: uit vrees wordt vreugd geboren, uit den nacht de dageraad... maar 'k weet: ik dwaal in druipsteengrotten hooploos, en de stilte tikt verdruppelend een angstgavotte op het donker dat niet wrikt. Vorige Volgende