Praeludium(1941)–Loe Maas– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Onbewuste zekerheid Zijt gij mij ver, zijt gij mij na naar wien ik zoek in angst en zorgen en dien'k, gevonden, weer ontga om wat van u mij bleef verborgen? Zijt gij alom - in al de dingen? In 't driftig dringen van de bron? In 't avondlijke korenzingen dat rijp en rood is van de zon? In 't waaien zijt gij van de linden? In 't roepen van den wielewaal als hij zijn goudbruid niet kan vinden? Zijt gij in elke kleur en taal? Is elk bestaan en heel dit leven onzichtbaar van uw zijn vervuld als van den zomer wulpsche dreven, als van de zon de vrucht, verguld? Zijt gij mijn God, mijn drift, genade in 't hunkren van mijn vleezen mond en van mijn handen, onverzaade? Zijt gij in mij, als in den grond het vormeloos, ontastbaar rijpen - en is mijn zoeken onbewust voorbij uw witte wezen grijpen dat goddelijk diep in mij rust? Vorige Volgende