Praeludium(1941)–Loe Maas– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Legende van Sint Franciscus Het was een avond zooals Eyck hem schildren zou - zoo maagdelijk, zoo simpel blauw met aan een boom wat witte bloesem, zoo: een droom van 't bovenaardsche - toen een kind, verrukt om wat het zelf verzint, Franciscus zag in dunne pij en zingend gaan van wei tot wei door 't zoet van gras en rog en blad van klaver die de bloem in had. De maan, een zilvren margeriet, verboog zich naar zijn klagend lied: ‘Uw liefde vindt geen antwoord, Heer! En slaat de nachtgaal al een keer, die soest weer in. Maar, Gij die schenkt, waar is de mensch die U gedenkt met heel zijn ziel?’ En waar hij kwam, Franciscus - dauw en zomervlam - daar stonden de hoeven in witten pronk als kindren, klaar voor den voorjaarsbronk. De heuvelen knielden en sprongen weer op lijk lammeren, dwaas, met den mei in den kop. De nacht was stilte; de stilte geluid van geboren wordend zomerfruit. [pagina 12] [p. 12] Franciscus, heilige lente-dwaas, trok door de dorpen den weg naar de Maas en vulde de dalen van hof tot hof met den honinggeur van zijn Liefde-lof. En waar langs den oever een gaping was van pluimzwaar riet rond een blauwen plas, daar vond hij in 't water teruggespeeld zijn eigen verwonderd Franciscus-beeld. ‘Mijn broederken!’ riep hij jubelend uit; en sneed van een riet zich een kinderfluit en blies zijn lippen vol lach en vol rood. Hem antwoordde lachend zijn speel-genoot. De een blies voor, de ander blies na, en samen zoo zilver, zoo vol van gena als woei er bedeesd uit den hemel een bries van goddlijke vreugde. De maan steeg en wies en dacht aan de nachten van 't aardsch paradijs. Het blauw van het uur werd weer zilver als ijs, de boomen weer slanker, de aarde weer jong. En 't was of het water nog zuiverder zong. Maar een merel die diep in een wilgeboom sliep en plotseling opschrok toen heel ver hem riep andere merel, zag juist met één oog hoe snel in het riet zich een brasem bewoog [pagina 13] [p. 13] met rimplende slagen en scheurde het beeld waarmee die Dwaas zijn lied had gespeeld. Toen dwaalde Sint Frans weer alleen in den nacht. Alleen. Maar zijn rietfluit herhaalde de klacht die woei van Maastricht tot Cadier en Keer: ‘Amor non amatur, Heer!’ Vorige Volgende