Het gewijde najaar(1945)–Loe Maas– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Albumblad Van allen die ons leven kruisen fel en een moment bemind - wanneer, de jaren kalm verruischend, zorg na zorg het denken bindt - wat blijft tenzij hun bleeke namen, teeder en als oude zij? Van 't jonge huis zijn al de ramen roestig en de zon voorbij. Maar eens (het hart kan niet meer hopen; moe als water wordt het licht) slaat een dier oude ramen open: men herkent een lief gezicht... en even schuift van gouden dagen gouden schaduw door het hart. Herinnering wil zoo veel vragen, zoo veel vreemds! Doch vòòr zij smart, daar zijn weerom de daagsche dingen, klein - maar 't hart veracht ze niet. Nog even blijft het diepe zingen. Dan ontbladert ook dit lied. Vorige Volgende