Het gewijde najaar(1945)–Loe Maas– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] Ten einde Eens zal ook ik vereenzaamd sterven: kil en troebel wordt het licht; ik zie van elken daad de nerven. God, hoe raakt het doodgaan dicht aan 't felste leven: duizend droomen springen, als met zacht gewei de herten tusschen najaarsboomen scheemrig, uit vergaan getij. Maar alle droom moet eens verzinken. Zie, dan grijpt de hand naar 't hart en komt de dood ter oogen blinken schuw, en naar den mond stijgt smart, en vooglen vluchten, en de bloemen breken, en een klok die luidt diep in het bloed een niet te noemen angst, die breekt ter slapen uit. O, Gij. strek dan Uw goede handen, dat ik fluister: God, mijn Heer, o laat dit hart ten einde branden slechts voor U, en dan niet meer! Vorige Volgende