Het gewijde najaar(1945)–Loe Maas– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] De dood en de geliefde Hoe dat ik soms den dood benijd die immer wezen mag bij u, alwaar gij toeft of schrijdt, en leeft uw nacht en dag. Elk uur kan hij zijn donkren arm rondom u slaan, zijn kind, en vragen: ‘was één mond zoo warm? Heeft één u zoo bemind?’ De weelden drinkt hij van uw oog en proeft uw zoete haar; en als soms angst in u bewoog, vermoeden van gevaar, hij heft u aan zijn weeken mond en kust u zonder smart en kust uw zoete leven wond en sluit u in zijn hart. Hoe dat ik tusschen u en hem de heimelijkheid benijd der stilte en de witte stem der wijde eeuwigheid. Vorige Volgende