schuwen... in ieder geval, Van der Poorten was mans genoeg om hem het huis uit te houden. En áls er wat gebeurde, dan konden ze toch altijd laten zien, dat Jan zelf de schuld was, met die brieven...
Daarna gingen ze koffie drinken, ‘de Rooie’ zou ook meedoen. En gauw genoeg klaterden de lachen hel op... - - - - - - - - - - - - - -
Diep voorovergebukt, met de mouwen opgeschoven tot over de ellebogen, stond Mien wat waschgoed om te spoelen in een eramer met water. De bloote voeten in de klompen, zooals zij op zomerdagen gewoon was haar werk te doen. De hoog opgeschorte rokken hingen haar op de kuitopronding van de beenen.
‘De Rooie’ stond achter haar, en liet zijn brandende blikken glijden langs de lijf-lijning, die zich door de vooroverbuiging scherp afteekende tegen de kleeren.
Plotseling boog hij zich over haar, met zijn borst leunend op haar rug. En sloeg zijn beide armen om haar heen. Lachend richtte zij zich op en zag in zijn hand een gulden. Hij was een goeie jong, prees zij. Moest maar goed voor haar zorgen, dan was hij de beste. En zij greep hem den gulden uit de hand en stak dien in den zak.
Haar bloote armen bewoelend, trok hij haar vast tegen zich aan, met ruwe kracht. Hield haar zoo tegen zijn borst geklemd, voelend haar toegeven, tot hun oogen elkaar tegengloeiden.
Hunne lijven drongen sidderend tegen elkaar aan. En hun adem zuchtte zwaar, zich weg-wringend door de keel en den half-geopenden mond, bevend van geweldige spanning.
Toen dwong hij, met gesmoorde stem de woorden uitstootend:
‘Wanneeër wer' s, Mien... toe zeg...’
‘Koom nou mer...’
‘Waor dan?’ ongeduldigde hij, terwijl de drift ophijgde uit zijn borst en doortrilde zijn lage stem.
‘Ien 't schuurke mer...’
- - - - - - - - - - - - - -
* * *