het goeie met het slechte, net als een korf biggen.
En dan moest men er ook goed over denken, of de gemeente de grond zou verkopen, of wel alleen het grauwe veen, zodat het zwarte veen later weer aan de gemeente terugkwam, want de mensen moesten toch te steken hebben, en ieder was zich zelf het naast, de raad moest zorgen voor de gemeente en de ingezetenen, en niet voor de maatschappij. Daarom was het nodig die zaak in handen te geven van een commissie, bestaande uit drie leden, die kennis en tijd hadden om alles goed te regelen.
Handig had hij wantrouwen gezaaid tegen die ‘vreemde heren’, die er alleen op uit waren om de boel af te zetten en te bedriegen. En toen er werd voorgesteld als commissie aan te wijzen de burgemeester, de oudste wethouder en Van Ruwhorst, werd dat met toejuichende instemming aangenomen.
Een paar maanden later, op een avond van vrij bierdrinken voor de hele gemeente ten huize van een raadslid, die café hield, onder het bedronkenheids-lawaai en getier, terwijl de drank over tafels en vloeren plaste, werd bekend gemaakt, aan welke maatschappij de gemeente-peel was verkocht. De mededeling werd met hoera-geroep en voetgestamp begroet. Niemand bekommerde zich om iets anders dan de glazen, die aanhoudend volgeschonken, leeggedronken of omgedaverd werden.
Later wist niemand het fijne van de zaak. De een noemde deze, de ander die som, maar het was in ieder geval een boel geld. De peel was voorgoed verkocht, behalve de hei, waar geen turf zat.
't Kon de dorpelingen ook minder schelen. Maar het was 'n verdomd plezierige avond geweest. Gezopen, kerel! Ze wilden, dat er nog maar 'ns weer een peel verkocht werd, dan konden ze'm nog 'ns raken!
't Enige, dat het publiek ooit vernam, lekte bij een verkiezing uit, een paar jaren naderhand.
Een vroegere intieme vriend van Van Ruwhorst was zijn vijand geworden en trachtte nu in de raad te komen. Vóór de stemming had hij de gemoederen warm gemaakt door zijn uitlatingen en zijn houding van veel weten aangaande knoeierijen van sommige leden. Van Ruwhorst werkte hem tegen en beiden wonden de bevolking op door trakteren, omkopen en elkaar bekladden. Niets werd ontzien, beider privé-leven kwam bloot te liggen voor aller ogen. Het publiek wierp zich met wellust op de onthulde naaktheid en kon zich in z'n door drank opgezweepte hartstocht niet genoeg verzadigen aan het ongekende genot.
Toen de uitslag bekend was en men wist, dat Van Ruwhorst en zijn partij het gewonnen hadden, verweet de gevallen kandidaat hem in het publiek, dat ie de gemeente voor een grote som gelds had bestolen, omdat door zijn schuld het hogere bod van de andere maatschappij